ECLI:NL:OGEAA:2018:240

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
12 van 2018
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verkrachting met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van verkrachting. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Figaroa. De officier van justitie, mr. W. Bos, eiste een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij rekening werd gehouden met een strafkorting van twee maanden vanwege de lange duur van de voorlopige hechtenis. De tenlastelegging betrof het dwingen van een 17-jarig meisje tot seksuele handelingen op 18 februari 2017 in Aruba, waarbij geweld en andere feitelijkheden zijn gebruikt.

Tijdens de zitting werd het verweer van de verdediging gepresenteerd, waarin werd gesteld dat de seksuele handelingen vrijwillig waren. Het gerecht oordeelde echter dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door getuigenverklaringen, betrouwbaar waren en dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer in een toestand van fysieke weerloosheid hadden gebracht door haar alcohol en marihuana te laten gebruiken. Het gerecht achtte het bewezen dat de verdachte en zijn medeverdachte samenwerkten en dat er sprake was van medeplegen van verkrachting.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden en moest een schadevergoeding van Afl. 5.000,- betalen aan het slachtoffer. De benadeelde partij had een hogere schadevergoeding geëist, maar het gerecht oordeelde dat de vordering voor het overige niet ontvankelijk was. De uitspraak benadrukte de ernst van de inbreuk op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en de langdurige gevolgen van dergelijke delicten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum]1994 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Figaroa.
De officier van justitie, mr. W. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierendertig (34) maanden met aftrek van voorarrest, waarbij rekening is gehouden met een strafkorting van twee maanden wegens de te lange tijd die verdachte gedurende de voorlopige hechtenis heeft moeten doorbrengen op de politiewacht.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 18 februari 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], immers hebben hij en/of zijn mededader(s):
  • de borsten van die [benadeelde partij] betast
  • zijn/hun tong(en) een of meermalen in de mond van die [benadeelde partij] gestoken en/of gebracht
  • zijn/hun penis(sen) een of meermalen in de mond, vagina en/of anus van die [benadeelde partij] gestoken en/of gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin dat hij en/of zijn mededader(s):
  • die [benadeelde partij] marihuana en alcoholhoudende drank heeft/hebben verstrekt en/of er bij haar op heeft/hebben aangedrongen om marihuana en alcoholhoudende drank te gebruiken en/of haar marihuana en alcoholhoudende drank heeft/hebben laten gebruiken
  • die [benadeelde partij] (tegen haar wil) naar een appartement(encomplex) heeft/hebben gebracht
  • die [benadeelde partij] aan haar hand heeft/hebben vastgepakt en uit de auto heeft/hebben getrokken en/of naar een appartement of kamer heeft/hebben geleid
  • de legging, de onderbroek en/of overige kleding van die [benadeelde partij] (telkens) heeft/hebben uitgetrokken of omlaag getrokken
  • (daarbij) de handen van die [benadeelde partij] heeft/hebben vastgehouden
  • op die [benadeelde partij] is/zijn gaan liggen
  • (telkens) geen gevolg heeft/hebben gegeven aan herhaalde verzoeken van die [benadeelde partij] om het niet te doen of om te stoppen, althans aan verzoeken van zulke aard of strekking,
  • (aldus) (telkens) voor die [benadeelde partij] een dreigende situatie heeft/hebben doen onstaan;
(artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is, dat zij bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op of omstreeks 18 februari 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,door geweld
en/of eenandere feitelijkhe
id
enen/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid[benadeelde partij] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die
(mede
)bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], immers hebben hij en
/ofzijn mededader
(s):
  • de borsten van die De Cuba betast
  • zijn/hun tong(en) een of meermalen in de mond van die [benadeelde partij] gestoken en/of gebracht;
  • zijn/hun penis
    (sen
    ) een ofmeermalen in de mond, vagina en/of anus van die [benadeelde partij] gestoken
    en/of gebracht
en bestaande dat geweld
en/ofdie andere feitelijkhe
id
enen/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheidhierin dat hij en
/ofzijn mededader
(s):
  • die [benadeelde partij] marihuana en alcoholhoudende drank
  • die [benadeelde partij] (tegen haar wil) naar een appartement(encomplex) heeft/hebben gebracht;
  • die [benadeelde partij] aan haar hand
  • de legging, de onderbroek en
  • (daarbij
    )de handen van die [benadeelde partij]
    heeft/hebben vastgehouden
    ;
  • op die [benadeelde partij]
  • (telkens
    )geen gevolg
    heeft/hebben gegeven aan herhaalde verzoeken van die [benadeelde partij] om het niet te doen of om te stoppen, althans aan verzoeken van zulke aard of strekking.
  • (aldus) (telkens) voor die [benadeelde partij] een dreigende situatie heeft/hebben doen onstaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, de eigen verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en verschillende getuigenverklaringen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat bij de seksuele handelingen geen sprake is geweest van dwang. Aangeefster heeft zich voorafgaand aan het betreden van het appartement kunnen onttrekken aan de situatie maar heeft dit niet gedaan aangezien zij vrijwillig seksuele gemeenschap met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] heeft gehad, aldus de raadsman.
Het oordeel van het gerecht
Bij de beoordeling moet worden vooropgesteld dat van door een feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer als bedoeld in artikel 2:197 Sr slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan.
Het gerecht acht de door het slachtoffer afgelegde verklaring, voor zover die voor het bewijs is gebezigd, betrouwbaar. De door het slachtoffer weergegeven feiten worden op verschillende punten ondersteund door de (uiteindelijke) verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Beiden hebben bevestigd dat zij vleselijke gemeenschap met het slachtoffer hebben gehad. Daarbij is belangrijk steunbewijs dat verdachte heeft verklaard dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte] het plan had gemaakt om naar het appartement te gaan en daar seks te hebben met het slachtoffer en dat zij dit plan niet aan het slachtoffer hadden verteld. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte het slachtoffer bij haar hand had gepakt en haar uit de auto had getrokken, terwijl het slachtoffer nee tegen hem zei. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte de kleding van het slachtoffer uittrok en hij het slachtoffer hoorde zeggen dat zij niets met hem wilde doen, maar dat verdachte doorging. Hij dacht ook dat verdachte tegen het slachtoffer had gezegd om zijn penis te zuigen. Ook verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer vanaf de eerste instantie nee had gezegd en tegen hem zei dat ze niet wilde. Daarnaast vindt de verklaring van het slachtoffer steun in de getuigenverklaringen van de zus en de moeder van het slachtoffer en getuige [getuige], die hebben verklaard dat het slachtoffer hen kort na de verkrachting over de verkrachting had verteld dan wel bericht. De moeder en getuige [getuige] hebben tevens over haar gemoedstoestand verklaard.
Uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] door het slachtoffer alcoholische drank te laten drinken en haar marihuana te laten roken haar opzettelijk in een zodanige toestand van fysieke weerloosheid hebben gebracht (het slachtoffer heeft in dit verband verklaard dat zij nauwelijks kon lopen daar zij dronken was en dat zij zich niet goed en duizelig voelde), dat zij als gevolg daarvan niet of zeer moeilijk in staat was zich tegen de bewezenverklaarde seksuele handelingen te verzetten. Dit levert op zichzelf al “door een andere feitelijkheid dwingen” op (verwezen wordt naar Hoge Raad 16 oktober 2007, NJ 2008/126). Daaraan doet niet af dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] niet (tevens) een bedreigende sfeer hebben doen ontstaan en dat het slachtoffer zich wellicht op enig moment voorafgaand aan het betreden van het appartement heeft kunnen onttrekken, zoals door de raadsman is betoogd.
Het slachtoffer is vervolgens tegen haar wil meegegaan in het appartement, dit volgt uit het feit dat zij, nadat zij in de auto te kennen had gegeven dat zij niets met verdachte zou gaan doen, tegen haar zin door verdachte uit de auto werd getrokken en in een toestand van fysieke weerloosheid aan haar nek werd vastgehouden en zo binnen het appartement werd gebracht. Hierbij overweegt het gerecht dat het feit dat de eigenaar van het appartementencomplex heeft verklaard dat hij tijdens het bekijken van de videobeelden van het appartement (die niet meer beschikbaar zijn) dit niet heeft gezien, niet maakt dat deze handelingen niet hebben kunnen plaatsvinden en de verklaring van het slachtoffer niet klopt, te minder daar niet duidelijk is geworden hoe veel tijd is verstreken sinds het bekijken van de beelden door deze eigenaar en het afleggen van zijn verklaring. De verklaring van deze getuige over wat hij heeft gezien komt ook niet overeen met de verklaringen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de verklaring van het slachtoffer over de aankomst bij het appartement en het uitstappen. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte] bevestigd dat verdachte het slachtoffer uit de auto trok en dat het slachtoffer nee zei tegen hem.
Daarnaast kan uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid dat het slachtoffer op verschillende momenten, terwijl zij in een toestand van fysieke weerloosheid verkeerde, duidelijk heeft gemaakt dat zij de seksuele handelingen niet wenste. Zij werd door verdachte uitgekleed en terwijl zij trachtte haar kleding weer aan te trekken, werd zij verder uitgekleed nadat haar handen werden vastgehouden. Op het moment dat verdachte zijn penis in de vagina van het slachtoffer stak heeft het slachtoffer aangegeven dat het pijn deed. Nadat zij ook door de medeverdachte vaginaal werd gepenetreerd, draaide verdachte het slachtoffer op een brute wijze om waardoor zij op haar buik kwam te liggen. Toen verdachte aanstalten maakte om het slachtoffer anaal te penetreren, gaf het slachtoffer aan dat zij dat niet wilde en draaide zij zich weer om. Verdachte heeft het slachtoffer vervolgens weer omgedraaid en haar van achteren gepenetreerd. Het slachtoffer voelde daarvan veel pijn. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij ongeveer vier keren vaginaal en anaal werd gepenetreerd door verdachte en dat zij hem bleef duwen maar dat hij niet stopte. Tussendoor en daarna werd zij ook door de medeverdachte vaginaal gepenetreerd. Daarnaast hebben beide verdachten hun penis in de mond van het slachtoffer gestoken en haar op hun penis laten zuigen. Terwijl zij dat met haar deden, betasten ze haar borsten.
Uit het voorgaande kan worden afgeleid dat het destijds zeventienjarige slachtoffer door geweld en andere feitelijkheden is gedwongen tot het ondergaan van handelingen de mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Medeplegen
Op grond van het gebezigde bewijs stelt het gerecht vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen alcoholische drank en marihuana aan het slachtoffer hebben verstrekt en dat het plan om naar het appartement te gaan om daar seks met het slachtoffer te hebben gezamenlijk door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] werd beraamd. Verdachte en zijn medeverdachte zijn ten tijde van het gebeuren de hele tijd samen in het appartement gebleven. Medeverdachte [medeverdachte] is volgens zijn eigen verklaring op het bed gaan zitten terwijl verdachte seksuele gemeenschap met het slachtoffer had. Het slachtoffer heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] al naast haar op het bed lag toen verdachte haar uitkleedde en dat hij (medeverdachte [medeverdachte]) helemaal naakt was. Bovendien hebben zij elkaar opvolgend seksuele handelingen met aangeefster verricht. Uit het voorafgaande volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bewust en nauw hebben samengewerkt. Het gerecht acht derhalve medeplegen van verkrachting wettig en overtuigend bewezen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van verkrachting,
strafbaar gesteld bij artikel 2:197 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan verkrachting van een destijds 17-jarig meisje in een appartement op de wijze zoals is bewezenverklaard. Aldus heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van een jong en kwetsbaar meisje. De verdachte heeft zich daarbij laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en is geheel voorbij gegaan aan de belangen en gevoelens van aangeefster. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten hier nog lange tijd de negatieve gevolgen van ondervinden. Blijkens de door haar opgestelde slachtofferverklaring heeft de verkrachting een grote impact op het slachtoffer gehad en lijdt zij nog steeds psychisch onder de gevolgen daarvan. Het gerecht rekent het de verdachte zwaar aan.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Het gerecht houdt rekening met het feit dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Bij de op te leggen gevangenisstraf betrekt het gerecht de omstandigheid dat verdachte eenendertig dagen op de politiewacht gedetineerd is geweest. Het gerecht ziet hierin, hoewel de nadelen daarvan niet opwegen tegen de aard en de ernst van het feit, aanleiding om zoals door de officier van justitie is gevorderd ten aanzien van de op te leggen gevangenisstraf een strafkorting van twee maanden toe te passen, zodat na te melden gevangenisstraf resteert.

9.Benadeelde partij

De benadeelde partij, [benadeelde partij], heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte tot een bedrag van Afl. 25.000,= wegens immateriële schade die zij als gevolg van het bewezenverklaarde feit zou hebben geleden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij schade heeft geleden ten gevolge van het door verdachte gepleegde feit, als bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is.
De hoogte van die schade is, gelet op de onderbouwing en het verhandelde ter terechtzitting, genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van Afl. 5.000,=, vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
Verdachte is voor deze schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk, met dien verstande dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een mededader is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van het gerecht voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in strafgeding. Gelet hierop zal het gerecht bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht en verdachte voor dat feit zal worden veroordeeld, zal het gerecht verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan het Land Aruba van een bedrag groot Afl. 5.000,= ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
Voorts wordt bepaald dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de benadeelde partij en/of het Land is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen, alsmede dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:78 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
VIERENDERTIG (34) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
veroordeelt de veroordeelde op de eis van de benadeelde partij [benadeelde partij] om aan deze tegen kwijting te betalen een bedrag van
Afl. 5.000,= (zegge: vijfduizend florin), vermeerderd met de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering;
legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het Land Aruba ten behoeve van de benadeelde partij van een bedrag van
Afl. 5.000,= (zegge: vijfduizend florin), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
vijftig (50) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de benadeelde partij en/of het Land is betaald, de veroordeelde in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen, alsmede dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 13 april 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.