ECLI:NL:OGEAA:2018:238

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201800658
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over nakoming koopovereenkomst woning in Aruba

In deze zaak, die op 25 april 2018 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M. de Cuba. De eisers vorderen nakoming van een koopovereenkomst die op 7 november 2017 is gesloten, waarbij gedaagde een woning in Aruba aan eisers heeft verkocht voor Afl. 475.000,--. Eisers hebben een voorschot van Afl. 47.500,-- gestort, maar de rest van de koopsom is nog niet voldaan. Gedaagde heeft de verkoop echter willen ontbinden, omdat eisers niet tijdig de volledige koopsom onder de notaris hebben gestort. Het Gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde niet gerechtigd is om de overeenkomst te ontbinden, omdat er geen schriftelijke ontbindingsverklaring is afgegeven en eisers niet in verzuim verkeren. Het Gerecht heeft de vorderingen van eisers toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld tot nakoming van de koopovereenkomst en de eisers de volledige koopsom binnen een week na de uitspraak moeten storten. Tevens is gedaagde veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 25 april 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201800658
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiseres 1],
[eiser 2]
beiden wonende in Aruba,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. J.M. de Cuba.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 4 april 2018.
1.2 [
eisers] zijn ter terechtzitting verschenen bij hun gemachtigde, en [gedaagde] is verschenen samen met haar gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, beiden onder overlegging van pleitnota’s die beiden waren voorzien van toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eisers] vorderen dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de in Aruba te [adres] gelegen (thans aan [gedaagde] in eigendom toebehorende) woning (hierna: de woning), in die zin dat [gedaagde] wordt veroordeeld om op een door de notaris te bepalen datum haar medewerking te verlenen aan het verlijden van de akte tot overdracht van de woning aan [eisers];
b. bepaalt dat bij gebreke van voormelde medewerking zijdens [gedaagde] dit vonnis op de voet van het tweede lid van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van iedere met de overdracht van de woning aan [eisers] gemoeid gaande akte die zonder medewerking van [gedaagde] niet kan worden opgemaakt en/of verleden;
c. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eisers] verzochte.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eisers] bij hun vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen, en anders dan [gedaagde] is het Gerecht van oordeel dat dit geschil zich wel leent voor afdoening in kort geding. De door [gedaagde] op deze punten opgeworpen weren worden verworpen.
3.2
Vast staat tussen partijen het volgende. Tussen [eisers] enerzijds als kopers en [gedaagde] anderzijds als verkoper is op 7 november 2017 een (ver)koopovereenkomst (hierna: de overeenkomst) tot stand gekomen, krachtens welke de woning door [gedaagde] is verkocht aan [eisers] tegen een door hen aan [gedaagde] te betalen koopsom ad Afl. 475.000,--. Uit de overeenkomst volgt in elk geval dat [eisers] binnen drie weken na de door hen verkregen financiering
Afl. 47.500,-- als (10%) voorschot op de koopsom onder de notaris dienden te storten en dat de gehele koopsom uiterlijk op 15 januari 2018 onder de notaris moest zijn gestort. Voormeld voorschot ad Afl. 47.500,-- is op 15 februari 2018 door [eisers] onder de notaris gestort. De rest van de koopsom, te weten (475.000,-- minus 47.500,-- =) Afl. 427.500,--) is nog niet onder de notaris gestort. [eisers] kunnen per direct die rest van de koopsom betalen. Uit de overeenkomst volgt verder dat in geval van een tekortkoming de wederpartij de tekortkomende bij schriftelijke aanmaning in gebreke dient te stellen onder termijnstelling van 14 dagen om alsnog te presteren. Bij brief van 16 februari 2018 hebben [eisers] [gedaagde] aangemaand tot nakoming van de overeenkomst.
3.3
Gebleken is dat [gedaagde] de woning niet langer wenst te verkopen, en dat zij dacht dat de overeenkomst als ontbonden heeft te gelden omdat [eisers] hun contractuele verplichting om uiterlijk op 15 januari 2018 (zijnde “
in de beleving van” [gedaagde] (“
een leek die bijgestaan werd door een onkundige makelaar”) een fatale datum bij overschrijding waarvan verzuim zonder ingebrekestelling intreedt) de hele koopprijs onder de notaris te storten niet zijn nagekomen. Die gedachte van [gedaagde] is niet juist, reeds omdat uit de overeenkomst niet volgt dat in geval van verzuim de overeenkomst automatisch heeft te gelden als zijnde ontbonden. Dat brengt mee dat eerst sprake kan zijn van ontbinding als de daartoe gerechtigde een schriftelijke verklaring heeft uitgebracht aan de wederpartij in de zin van het bepaalde in het eerste lid artikel 6:267 BW. Gesteld noch is gebleken dat dit het geval is.
3.4
Bij vorenstaande komt nog dat [gedaagde] de stelling van [eisers] - dat voormelde datum niet heeft te gelden als een fatale datum bij overschrijding waarvan verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, omdat uit de overeenkomst voortvloeit dat eerst sprake kan zijn van verzuim zodra in geval van een tekortkoming de wederpartij de tekortkomende schriftelijk in gebreke heeft gesteld onder termijnstelling van 14 dagen om alsnog te presteren en prestatie is uitgebleven - niet of onvoldoende heeft bestreden. Dit klemt temeer omdat uit sustenu 8. van haar pleitnota blijkt dat [gedaagde] zelf ook van mening is dat [eisers] in gebreke gesteld hadden moeten worden (door de makelaar).
3.5
Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht brengt vorenstaande met zich dat de overeenkomst onaangetast is, en moet worden nagekomen door partijen. De omstandigheid dat [eisers] de volledige koopsom nog niet onder de notaris hebben gestort staat daaraan niet in de weg, omdat zij tegen de achtergrond van de verklaring van [gedaagde] - dat zij de woning niet langer wenst over te dragen aan [eisers] - op de voet van het eerste lid van artikel 6:263 BW bevoegd zijn om hun als eerste te verrichten contractuele verplichting tot storting onder de notaris van de gehele koopsom op te schorten, welke onzekerheidsexceptie zij in elk geval ter zitting hebben ingeroepen bij gelegenheid van repliek naar aanleiding van de vraag van het Gerecht of [eisers] bedoelde als eerste te verrichten contractuele verplichting hadden opgeschort.
3.6
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de vorderingen van [eisers] zullen worden toegewezen. De thans door [eisers] verzochte voorzieningen zullen daarom worden gegeven als na te melden. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen. De eerst bij gelegenheid van dupliek door [gedaagde] mondeling uitgebrachte ontbindingsverklaring en haar beroep op het bepaalde in artikel 6:60 BW blijven, als zijnde tardief, buiten beschouwing. [eisers] hebben immers daarop niet meer kunnen reageren.
3.7
Ook afweging van de belangen van partijen leidt niet tot een ander oordeel, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [gedaagde] bij afwijzing van het door [eisers] verzochte ten opzichte van de belangen van [eisers] bij toewijzing daarvan.
3.8
Het Gerecht ziet geen grond of aanleiding om dit vonnis, zoals verzocht door [gedaagde], niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.9
Toewijzing van het door [eisers] verzochte brengt mee dat de grond voor hun beroep op voormelde onzekerheidsexceptie komt te vervallen. Het Gerecht zal daarom bij de toe te wijzen vorderingen van [eisers] als voorwaarde bepalen of stellen dat zij hun als eerste te verrichten verplichting tot storting onder de notaris van de gehele koopsom uiterlijk binnen één week na de uitspraak van dit vonnis moeten nakomen.
3.10 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eisers], tot aan deze procedure begroot op (450,-- + 232,60 =) Afl. 682,60 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
3.11
Ten overvloede wordt met betrekking tot de in de laatste zin van rechtsoverweging 3.6 vermelde weren van [gedaagde] nog het volgende overwogen. Er kan geen sprake zijn van ontbinding van de overeenkomst door [gedaagde] nu [eisers] niet in verzuim verkeren ter zake van enige voor hun uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting. Het beroep van [gedaagde] op het bepaalde in artikel 6:60 BW kan om dezelfde reden niet slagen.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de in Aruba te [adres] gelegen (thans aan [gedaagde] in eigendom toebehorende) woning, in die zin dat [gedaagde] op een door de notaris te bepalen datum en na de vervulling van de hierna te stellen voorwaarde haar medewerking moet verlenen aan het verlijden van de akte tot overdracht van voormelde woning aan [eisers], dit één en ander onder de voorwaarde dat [eisers] uiterlijk één week na de uitspraak van dit vonnis de gehele koopsom ad Afl. 475.000,-- onder de instrumenterende notaris gestort moeten hebben;
-bepaalt dat in geval van (tijdige) vervulling van voormelde voorwaarde doch bij door de notaris vast te stellen gebreke van voormelde medewerking zijdens [gedaagde] dit vonnis op de voet van het tweede lid van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van iedere met de overdracht van voormelde woning aan [eisers] gemoeid gaande akte die zonder medewerking van [gedaagde] niet kan worden opgemaakt en/of verleden;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eisers], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 682,60 aan verschotten en
Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 25 april 2018.