ECLI:NL:OGEAA:2018:231

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
E.J. 315 van 2017/AUA201700648
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van ontslag en betaling van achterstallig loon in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en FUNDACION PA MANEHO DI ADICCION ARUBA (FMAA) over de nietigheid van een ontslag en de betaling van achterstallig loon. [verzoekster] had een arbeidsovereenkomst met FMAA, die op 1 juli 2013 inging en tot 11 november 2016 zou duren. FMAA heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 31 juli 2014, maar deze opzegging werd later ingetrokken. Vervolgens werd de arbeidsovereenkomst opnieuw opgezegd per 1 augustus 2014, wat door [verzoekster] werd betwist. Zij verzocht het gerecht om het ontslag nietig te verklaren en om FMAA te veroordelen tot betaling van haar achterstallig loon vanaf augustus 2014.

FMAA voerde verweer en stelde dat [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat het Land Aruba als werkgever beschouwd moest worden. Het gerecht verwierp dit verweer en oordeelde dat FMAA de werkgever was. Het gerecht oordeelde verder dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst nietig was, omdat FMAA niet beschikte over een ontslagvergunning zoals vereist door de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten. Het gerecht matigde de loonvordering van [verzoekster] met 12 maanden, omdat zij lange tijd had gewacht met het indienen van haar verzoek en inmiddels een pensioenuitkering ontving. Uiteindelijk werd FMAA veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, vermeerderd met een wettelijke verhoging en rente, en in de proceskosten.

Uitspraak

Beschikking van 24 april 2018
Behorend bij E.J. 315 van 2017/AUA201700648
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoekster]
wonende te Aruba,
verzoekster, hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. S.O.R. ‘G. Faarup,
tegen:
FUNDACION PA MANEHO DI ADICCION ARUBA (FMAA),
gevestigd te Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: FMAA,
gemachtigde: de advocaat mr. H.H. Thielman.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de brieven van 8 maart 2018 en 9 maart 2018, met producties, aan de zijde van FMAA;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van mr. Thielman;
- de behandeling ter zitting van 13 maart 2018 en de daarvan gemaakte aantekeningen.
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 1 juli 2013 heeft [verzoekster] een akte ondertekend getiteld “arbeidsovereenkomst”. In die akte wordt [verzoekster] als werknemer aangeduid en FMAA als werkgever. In de akte staat dat [verzoekster] met ingang van 11 november 2013 in dienst treedt van FMAA voor de duur van drie jaar, derhalve tot 11 november 2016. Verder staat in de akte dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan tegen een brutosalaris van Afl. 3.875,-- per maand.
2.2
Artikel 4 van de arbeidsovereenkomst luidt:
Op deze overeenkomst worden tevens van toepassing verklaard:
[…]
[…]
De vijfde afdeling van de Zevende Titel A van het Burgerlijk Wetboek, met
uitzondering van artikel 1615f.
2.3
Bij brief van 28 april 2014 is de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] opgezegd per 31 juli 2014. Deze brief is zijdens FMAA ondertekend namens het bestuur.
2.4
Bij brief van 11 juni 2014 is de ontslagbrief ingetrokken.
2.5
Bij brief van 23 juli 2014 wordt wederom de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] opgezegd per 1 augustus, onder vermelding dat FMAA niet langer de gewenste subsidie van het Land krijgt.
2.6
Bij brief van 3 oktober 2014 heeft [verzoekster] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en heeft zij zich bereid verklaard de bedongen werkzaamheden te blijven verrichten.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoekster] verzoekt het gerecht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, om het door FMAA verleende ontslag nietig te verklaren, en om FMAA te veroordelen om tegen kwijting aan [verzoekster] te betalen haar achterstallig loon vanaf de maand augustus 2014 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zou zijn geëindigd, telkens te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der voldoening, met veroordeling van FMAA in de proceskosten.
3.2 [
verzoekster] grondt haar vordering erop dat er geen sprake is van een dringende reden die het ontslag rechtvaardigt.
3.3
FMAA voert gemotiveerd verweer en concludeert dat [verzoekster] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel tot afwijzing van de vordering c.q. matiging tot nihil, met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van de procedure.
3.4
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Als eerste zal worden behandeld het verweer van FMAA dat [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar verzoek, omdat zij in plaats van FMAA het Land in rechte had dienen te betrekken. FMAA stelt dat niet zij, maar het Land Aruba als werkgever van [verzoekster] beschouwd dient te worden, dan wel dat FMAA gelijkgesteld dient te worden met een publiekrechtelijk lichaam. Dit verweer wordt verworpen, waartoe als volgt wordt overwogen.
[verzoekster] was werkzaam als ambtenaar in dienst van het Land en als zodanig tewerkgesteld bij het Bureau Ondersteuning Verslavingszorg. Zij heeft op [datum] 2013 de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Met ingang van dezelfde datum heeft de minister van Volksgezondheid en Sport aan [verzoekster] eervol ontslag verleend. Op 1 juli 2013 heeft [verzoekster] een arbeidsovereenkomst getekend, waarbij FMAA als werkgever wordt aangeduid. Deze overeenkomst is zijdens FMAA namens het bestuur ondertekend. Uit dit document blijkt dat over het dienstverband van [verzoekster] door de ministerraad is beslist. Voorts is gebleken dat het salaris aan [verzoekster] rechtstreeks door het Land werd uitbetaald.
Op grond van bovenvermelde informatie is niet komen vast te staan dat [verzoekster] krachtens een arbeidsovereenkomst een arbeidsrechtelijke relatie met het Land heeft gehad. FMAA is een instelling die zich richt op de verslavingszorg en voor haar voortbestaan is zij vrijwel volledig afhankelijk van de jaarlijkse subsidie van het Land Aruba. In dat kader kan FMAA geen door het Land Aruba gesubsidieerde arbeidsovereenkomst aangaan zonder daartoe vooraf goedkeuring en instemming te hebben verkregen van de ministerraad en is het niet ondenkbaar dat het salaris van [verzoekster] rechtstreeks aan haar wordt uitbetaald door het Land.
4.2
Met betrekking tot de stelling van FMAA dat zij gelijkgesteld dient te worden met een publiekrechtelijk lichaam overweegt het gerecht als volgt.
Volgens vaste rechtspraak geldt dat een instelling als publiekrechtelijk lichaam in de zin van artikel 2 sub a van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten kan worden beschouwd, indien het aanname- en ontslagbeleid volledig in handen van de overheid ligt. Uit de overeenkomst volgt dat FMAA, handelend in overeenstemming met het besluit van de ministerraad, op 1 juli 2013 een arbeidsovereenkomst is aangegaan met [verzoekster]. Vast staat dat de ministerraad heeft ingestemd met het aangaan van de arbeidsovereenkomst tussen FMAA en [verzoekster]. Dit betekent dat het Land invloed heeft op de aanname van het personeel van FMAA. Anders dan FMAA betoogt, is het gerecht van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het Land Aruba ook het ontslagbeleid in handen heeft gehad. Immers, uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat het Land het besluit heeft genomen om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te beëindigen. Het gerecht leidt uit de overgelegde beëindigingsbrief van 23 juli 2014 af dat FMAA, in verband met het inkorten van de subsidiegelden door het Land, de afweging heeft gemaakt om [verzoekster] te laten afvloeien. Dat dit komt omdat zij als gevolg van een bezuinigingsbeslissing van het Land over onvoldoende financiële middelen kon beschikken maakt dit niet anders. Dit brengt mee dat FMAA niet gelijk kan worden gesteld aan een publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening Beëindiging Arbeidsovereenkomsten (hierna LBA). Aldus is de LBA van toepassing op de arbeidsrelatie tussen partijen.
4.4
Ingevolge artikel 4 van de LBA kan de arbeidsovereenkomst in beginsel niet worden opgezegd zonder toestemming van de directeur van de directie arbeid. Nu FMAA niet over een ontslagvergunning heeft beschikt, was de opzegging nietig. [verzoekster] heeft ook tijdig een beroep op die nietigheid gedaan.
4.5
Tegenover het belang van [verzoekster] om achterstallig loon te vorderen, staat het belang van FMAA die financieel afhankelijk is van het Land en die wegens haar financiële situatie niet over de middelen beschikt om het achterstallig loon aan [verzoekster] te betalen. Hoewel dat een omstandigheid is die in beginsel voor rekening komt van FMAA, overweegt het gerecht het volgende.
[verzoekster] heeft betrekkelijk lang gewacht alvorens de onderhavige rechtsvorderingen in te stellen (het verzoek is ingediend op 16 februari 2017. Voorts genoot zij sinds november 2013 een pensioenuitkering en zij heeft na het inroepen van de nietigheid geen stappen ondernomen om te komen tot wedertewerkstelling. Hierin ziet het gerecht aanleiding om de loonvordering te matigen. Op de toe te wijzen loonvordering zal dan ook 12 maanden in mindering worden gebracht, zodat wordt toegewezen het loon dat verschuldigd is over de periode 1 augustus 2014 tot 11 november 2015. In het gegeven dat over achterstallig loon naast de toe te wijzen wettelijke verhoging tevens wettelijke rente is gevorderd (en zal worden toegewezen) ziet het gerecht aanleiding om de wettelijke verhoging ambts- en billijkheidshalve gematigd vast te stellen op telkens maximaal 15%.
4.6
FMAA wordt, nu zij in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het door FMAA verleende ontslag nietig,
veroordeelt FMAA tot betaling aan [verzoekster] van haar loon gerekend vanaf de maand augustus 2014 tot 11 november 2015, te vermeerderen met wettelijke verhoging van telkens maximaal 15% en met wettelijke rente vanaf de verschuldigdheid van de loontermijnen tot de dag der voldoening;
veroordeelt FMAA in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [verzoekster] worden begroot op Afl. 50,00 aan griffierecht en Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 24 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.