In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de grootmoeder van een minderjarige, die in Aruba verblijft. De grootmoeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Z.T.M. Marchena, verzocht om schorsing van het ouderlijk gezag van de ouders, die in Colombia wonen, en om benoeming tot voogdes over de minderjarige. De ouders zijn niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij behoorlijk waren opgeroepen. De minderjarige verblijft sinds 2012 bij de grootmoeder in Aruba en is daar ingeschreven op school.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 oktober 2017 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2018 werd duidelijk dat de ouders niet in staat zijn om het gezag uit te oefenen, gezien hun verblijf in Colombia en het gebrek aan pedagogische kwaliteiten en financiële middelen. De grootmoeder heeft de minderjarige verzorgd en opgevoed en heeft toestemming van de ouders om dit te doen.
Het gerecht oordeelde dat het gezag van de ouders geschorst moest worden op basis van de artikelen 1:253r en 1:253q van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De grootmoeder werd benoemd tot voogdes, omdat zij de meest geschikte partij is om voor de minderjarige te zorgen. De grootmoeder kreeg ook toestemming om kosteloos te procederen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter mr. M. Schoemaker.