ECLI:NL:OGEAA:2018:217

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
EJ nr. 2603 van 2017/aua201703221
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de man betreffende de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tot het veroordelen van de man tot betaling van een maandelijkse bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2009. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 november 2017 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2018 was de Voogdijraad vertegenwoordigd door mevrouw L. Petrochi, terwijl de moeder van het kind ook aanwezig was. De man, die als verweerder was opgeroepen, is echter niet verschenen en heeft geen verweerschrift ingediend.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de man, als verwekker van het kind, verplicht is bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding. De wetgeving, specifiek artikel 1:394 en 1:406 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, stelt dat ouders naar draagkracht moeten bijdragen aan de kosten van hun minderjarige kinderen. Gezien het ontbreken van verweer van de man en de financiële situatie van de moeder, heeft het gerecht geoordeeld dat een bijdrage van Afl. 325,-- per maand redelijk is. Deze bijdrage gaat in op 1 januari 2018, een maand later dan verzocht, omdat de man geacht wordt niet eerder van het verzoek op de hoogte te zijn geweest.

De beschikking is gegeven op 17 april 2018 en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de man onmiddellijk moet beginnen met betalen, ondanks eventuele toekomstige rechtsmiddelen die hij zou kunnen aanwenden.

Uitspraak

Beschikking van 17 april 2018
behorend bij EJ nr. 2603 van 2017/aua201703221
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
en
[verweerder],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERDER, hierna te noemen de man,
niet verschenen.
Belanghebbende:
[de moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 24 november 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 27 maart 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de Voogdijraad bij mevrouw L. Petrochi en de moeder in persoon. De man heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Uit de relatie tussen de man en de moeder is de thans nog minderjarige [de minderjarige] (hierna: de minderjarige) op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] geboren.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de man, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad, tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 325,-- ingaande 1 december 2017 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daartoe wordt aangevoerd dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1 4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Ingevolge artikel 1:394 BWA is de verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft, als ware hij ouder verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
De man heeft geen gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid zich te verweren en dient daarom als verwekker te worden aangemerkt. Gelet op de draagkracht van de moeder, de behoefte van de minderjarige en op het ontbreken van enig verweer, acht het gerecht een door de man te betalen bijdrage van Afl. 325,-- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven, zij het dat de alimentatieverplichting een maand later dan verzocht ingaat, omdat de man geacht kan worden niet eerder van het verzoek te hebben kennisgenomen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [verweerder] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige], geboren [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats], op Afl. 325,-- per maand, met ingang van 1 januari 2018, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Schoemaker, rechter in dit gerecht, ter zitting van 17 april 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.