ECLI:NL:OGEAA:2018:216

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
EJ nr. 2596 van 2017/aua201703214
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader van minderjarige kinderen

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad op 23 november 2017 een verzoekschrift ingediend. De zaak betreft de vader van twee minderjarige kinderen, geboren in 2008 en 2011, die door de vader zijn erkend. De moeder van de kinderen is als belanghebbende betrokken in de procedure. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2018 was de moeder aanwezig, terwijl de vader, ondanks een behoorlijke oproep, niet is verschenen en geen verweerschrift heeft ingediend.

De Voogdijraad verzoekt de vader te veroordelen tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 300,-- voor de oudste minderjarige en Afl. 275,-- voor de jongere, ingaande op 1 december 2017. De vader heeft voldoende inkomen uit arbeid, maar heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich te verweren.

Het gerecht overweegt dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, conform hun draagkracht. Gezien de omstandigheden en het ontbreken van verweer, heeft het gerecht besloten dat de vader de gevraagde alimentatie moet betalen, met een ingangsdatum van 1 januari 2018, en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak is gedaan door mr. M. Schoemaker op 17 april 2018.

Uitspraak

Beschikking van 17 april 2018
behorend bij EJ nr. 2596 van 2017/aua201703214
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
en
[verweerder],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERDER, hierna te noemen de vader,
procederen in persoon/niet verschenen.
Belanghebbende:
[de moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 23 november 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 27 maart 2018, waaruit blijkt dat namens de Voogdijraad aanwezig was mevrouw L. Petrochi en dat de moeder in persoon is verschenen. De vader heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de relatie tussen de moeder en de vader zijn de thans nog minderjarige kinderen, [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] en [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2011 (hierna: de minderjarigen).
2.2
De minderjarigen zijn door de vader erkend.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad, tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 300,-- ten behoeve van de minderjarige [kind 1] en Afl. 275,-- ten behoeve van de minderjarige [kind 2], beide ingaande 1 december 2017 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daartoe wordt aangevoerd dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
De vader heeft geen gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid zich te verweren. Gelet op de draagkracht van de moeder, de behoefte van de minderjarigen en op het ontbreken van enig verweer, acht het gerecht na te melden door de vader te betalen bijdrage per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De alimentatieverplichting zal een maand later dan verzocht ingaan, omdat de vader geacht kan worden niet eerder van het verzoek te hebben kennisgenomen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [verweerder] in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind 1], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats], en de minderjarige [kind 2], geboren op [geboortedatum] 2011 in [geboorteplaats], op Afl. 300,--, onderscheidenlijk Afl. 275,-- per maand, met ingang van 1 januari 2018, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Schoemaker, rechter in dit gerecht, ter zitting van 17 april 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.