ECLI:NL:OGEAA:2018:182

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
K.G. no. AUA201800138
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling en verbod tot buitenlandse reis voor minderjarige zoon in kort geding

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde met betrekking tot hun minderjarige zoon. Eiser vordert onder andere dat gedaagde wordt verboden om met de zoon naar het buitenland af te reizen en dat de zoon voorlopig aan hem wordt toevertrouwd. De procedure is gestart met een verzoekschrift en er zijn verschillende stukken en een ordemaatregel in acht genomen. Tijdens de zitting op 8 februari 2018 zijn beide partijen verschenen, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaten en gedaagde in persoon aanwezig was. De Voogdijraad van Aruba was ook vertegenwoordigd en heeft vragen beantwoord.

Het Gerecht heeft de vorderingen van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het niet in het belang van de zoon is om hem voorlopig aan eiser toe te vertrouwen, gezien de belangen van gedaagde en de zoon. Wel heeft het Gerecht geoordeeld dat er een risico bestaat dat de zoon niet terugkeert naar Aruba als hij eenmaal naar Venezuela reist. Daarom is het verbod om met de zoon naar het buitenland af te reizen toegewezen, met een dwangsom van Afl. 500,-- per dag voor gedaagde indien zij dit verbod overtreedt. Tevens is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij de zoon om het weekend bij eiser verblijft.

De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 28 februari 2018 door rechter A.H.M. van de Leur en is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Vonnis van 28 februari 2018
Behorend bij K.G. no. AUA201800138
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in kort geding van:
Eiser,
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigden: de advocaten mrs. E.M.J. Cafarzuza en D.G. Illes,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de door dit Gerecht op 19 januari 2018 uitgevaardigde ordemaatregel;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 8 februari 2018.
1.2
[eiser] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigden. [gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, [eiser] mede aan de hand van een overgelegde pleitnota, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Ter zitting is tevens verschenen de Voogdijraad van Aruba, vertegenwoordigd door mw. [Naam X]. Die [Naam X] heeft namens de Voogdijraad het woord gevoerd en vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
[eiser] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [gedaagde] verbiedt om met de minderjarige zoon van partijen (hierna: de zoon) naar het buitenland af te reizen en/of te verhuizen hangende een beslissing in de bodemprocedure, en bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- per dag of deel daarvan dat zij dat verbod niet naleeft;
b. de zoon voorlopig toevertrouwt aan [eiser] en de hoofdverblijfplaats van die zoon voorlopig bepaalt bij [eiser] totdat te dien aanzien onherroepelijk is beslist;
c. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.2
Ter zake van het onder b. door [eiser] verzochte wordt het volgende overwogen, mede op grond van de ter zitting door de vertegenwoordiger van de Voogdijraad kenbaar gemaakte standpunten. Vooruitlopend op een beslissing van de bodemrechter in een reeds tussen partijen door [eiser] aanhangig gemaakte procedure, waarin hij primair verzoekt om hem alleen in plaats van [gedaagde] te belasten met het gezag over de zoon, verzoekt [eiser] de voorlopige toevertrouwing aan hem van de zoon en dat die zoon hoofdverblijf zal hebben bij hem. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is echter niet voorshands aannemelijk geworden dat de belangen van de zoon zullen worden verwaarloosd indien hij niet voorlopig wordt toevertrouwd aan [eiser] en de hoofdverblijfplaats van de zoon gehandhaafd blijft bij [gedaagde]. Het Gerecht oordeelt het daarom voorshands niet in het belang van de zoon om hem voorlopig toe te vertrouwen aan [eiser], en evenmin oordeelt het Gerecht het in het belang van de zoon om zijn hoofdverblijfplaats voorlopig te bepalen bij [eiser]. De onder b. verzochte voorziening zal worden afgewezen, omdat bij de hiervoor geschetste stand van zaken in een bodemprocedure een gelijk oordeel valt te verwachten. Afweging van de belangen van partijen (en die van de zoon) maakt dit niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van [eiser] bij toewijzing van het onder b. verzochte ten opzichte van de belangen van [gedaagde] (en de zoon) bij afwijzing daarvan. Wel is het zo dat [eiser] onder deze omstandigheden recht heeft op omgang met de zoon. Het Gerecht zal daarom een voorlopige omgangsregeling ten behoeve van [eiser] vaststellen als na te melden.
3.3
Ter zitting heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat zij van plan is om met de zoon in Aruba te blijven en alhier een bestaan (verder) op te bouwen, en dat zij in elk geval gedurende de periode dat de bodemprocedure loopt alleen in noodgevallen (zoals ernstige ziekte of overlijden van familieleden) kortstondig met de zoon zal afreizen naar Venezuela. In dat verband brengt afweging van de belangen van partijen en ook die van de zoon met zich dat de vordering onder a. zal worden toegewezen als na te melden. Alleen en slechts in het geval zich onverhoopt vanaf de uitspraak van dit vonnis en die van in de al lopende bodemprocedure een noodgeval voordoet zoals door [gedaagde] bedoeld, wordt [gedaagde] door toewijzing van het onder a. verzochte getroffen, in die zin dat zij alsdan zonder haar zoon dient af te reizen naar Venezuela. Dat weegt naar het voorlopig oordeel van het Gerecht echter niet op tegen het voorshands aanwezig geoordeelde risico dat de zoon, eenmaal afgereisd naar Venezuela, niet meer terugkeert naar Aruba.
3.4
Dwangsommen zullen gemaximeerd worden opgelegd aan [gedaagde].
3.5
Ten overvloede wordt nog overwogen dat gedurende de tijd dat [gedaagde] vanwege een onverhoopt noodgeval kortstondig in Venezuela verblijft, de zoon bij zijn vader kan verblijven.
3.6
De aard van deze procedure brengt mee dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-verbiedt [gedaagde] om met de minderjarige zoon van partijen (te weten:
[minderjarige], geboren in Aruba op [datum 2005]) naar het buitenland af te reizen en/of te verhuizen tot aan de einduitspraak in de thans tussen partijen lopende bodemprocedure;
-bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- per dag of deel daarvan dat zij dat verbod niet naleeft, met dien verstande dat [gedaagde] te dezen niet meer dan Afl. 50.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-bepaalt ten behoeve van [eiser] tot aan de einduitspraak in voormelde bodemprocedure de volgende voorlopige omgangsregeling met betrekking tot voornoemde zoon:
-om het weekend verblijft die zoon bij [eiser], die de zoon daartoe ophaalt bij zijn hoofdverblijfplaats telkens op vrijdag om 17:00 uur en die zoon weer terugbrengt bij die verblijfplaats telken op zondag om 17:00 uur;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
-wijst af het door meer of anders door [eiser] verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 28 februari 2018.