ECLI:NL:OGEAA:2018:174

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
9 april 2018
Zaaknummer
K.G. AUA201800522
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen La Linda Real Estate II VBA en Sportshop Antiliano N.V. over huurovereenkomst en schadevergoeding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, gaat het om een kort geding tussen La Linda Real Estate II VBA (hierna: La Linda) en Sportshop Antiliano N.V. (hierna: Sport Caribe). De procedure is gestart door La Linda, die zich verzet tegen de executie van een kortgedingvonnis van 17 januari 2018, waarin zij was veroordeeld tot betaling van Afl. 45.000,-- aan Sport Caribe. La Linda stelt dat er sprake is van verrekening vanwege nieuwe schade die na de ontruiming van het pand zichtbaar is geworden. De rechtsvoorganger van La Linda had in 1999 een huurovereenkomst gesloten met Sport Caribe, maar na klachten over de onderhoudstoestand van het pand heeft Sport Caribe de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en La Linda aansprakelijk gesteld voor schade.

De rechter heeft vastgesteld dat La Linda onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de executie van het vonnis onaanvaardbaar maken. De rechter oordeelt dat de vordering van La Linda moet worden afgewezen, omdat de executoriale titel van Sport Caribe slechts een beperkt voorschot betreft en de kortgedingrechter eerder heeft overwogen dat partijen in onderling overleg of in een bodemprocedure tot een definitieve schaderegeling dienen te komen. La Linda wordt veroordeeld in de proceskosten van Sport Caribe, die zijn begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

De uitspraak is gedaan door mr. M. Schoemaker op 4 april 2018, waarbij de rechter de vordering van La Linda afwijst en haar in de kosten van de procedure veroordeelt.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 4 april 2018
Behorend bij K.G. AUA201800522
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LA LINDA REAL ESTATE II VBA,
gevestigd te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: La Linda,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Steward
tegen:
de naamloze vennootschap
SPORTSHOP ANTILIANO N.V.,
h.o.d.n. SPORT CARIBE,
gevestigd te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Sport Caribe,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met productie;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 20 maart 2018, waaruit blijkt dat partijen bijgestaan door hun gemachtigden zijn verschenen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Tussen de rechtsvoorganger van La Linda en Sport Caribe is op 14 april 1999 een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het pand gelegen aan de [adres] in Aruba (hierna: het pand).
2.2
Bij brief van 11 augustus 2017 met als onderwerp “
Onderhoudstoestand winkelpand [adres]” heeft Sport Caribe La Linda onder meer medegedeeld dat het pand, door het achterstallige onderhoud, in een zodanig slechte staat verkeerde dat het niet meer representatief was en dat het eveneens een flinke overlast bezorgde. In de brief staat verder dat de overlast vooral voortkwam uit lekkages, dat er sprake was van betonrot, schimmel door optrekkend vocht en verzakkingen veroorzaakt door scheuren. Middels deze brief eiste Sport Caribe dat La Linda per direct de nodige reparatie-/opknapwerkzaamheden zou uitvoeren.
2.3
Bij brief van 4 september 2017, gericht aan La Linda, bericht Sport Caribe onder andere het volgende:
“Ondertussen hebben zowel de Directie Volksgezondheid als de Dienst Technische Inspectie een onderzoek uitgevoerd, binnen en buiten het gebouw. De bevindingen liegen er niet om. (…).
In het licht van bovenstaande verzoek ik u derhalve, en sommeer u voor zover nodig tegelijkertijd, de nodige maatregelen te treffen om deze onhygiënische toestand te verhelpen en mij uiterlijk dinsdag aanstaande 12 september omtrent uw plan van aanpak te berichten opdat cliënte gepaste maatregelen kan treffen. Bij gebreke te voldoen aan deze sommering, zal cliënte de haar geëigende en alle voor haar onderneming noodzakelijke maatregelen treffen.
Cliënte stelt u reeds nu voor alsdan aansprakelijk voor alle door haar geleden en nog te lijden schade ten gevolge van uw eventuele nalatigheid om het pand op te knappen.
(…).
2.4
Bij brief van Departamento Obra Publico (DOW) aan de verhuurder d.d. 12 oktober 2017 werd een overzicht verschaft van de door DOW geconstateerde gebreken aan het pand, te weten:
  • “het plafond is gedeeltelijk beschadigd door lekkage met kans op instorting;
  • de buitenwanden hebben grote scheuren;
  • de pleisterlaag op de binnenwanden zijn beschadigd door vocht en zijn op verschillende plaatsen verpulverd;
  • de betonnen balustrade op de verdieping is gebarsten door betonrot en zwaar beschadigd waardoor de losse stukken naar beneden kunnen vallen;
  • de metalen hekwerk op de betonnen balustrade is ook zwaar verroest en kan op elk moment los raken;”
2.5
Ook de Directie Volksgezondheid heeft het pand geïnspecteerd en heeft de volgende bevindingen in een brief aan Sport Caribe vastgelegd (datum brief is niet leesbaar):
  • “Zowel het plafond van de keuken als die van de toilet verkeren niet in een behoorlijke staat n.l. op verschillende plekken zijn geen plafond aanwezig, er is lekkage in het dak waardoor er op het plafond zichtbare watervlekken zijn;
  • De muur van de keuken, van de verkoopruimte, van de toilet, van de opslagruimte en die van de kantoren verkeren niet in een behoorlijke staat n.l. er is lekkage in het dak waardoor er op het muur zichtbare watervlekken zijn en afbladdering van het verf;
  • In de keuken, de verkoopruimte, de toilet en de kantoren heerste een muffe en ondragelijke stank;
  • Op de muren van de opslagruimte is er aanwezigheid van schimmel;
  • De kozijnen van de deuren van de kantoren zijn verrot.”
2.6
Bij brief van 13 oktober 2017 heeft Sport Caribe de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en La Linda aansprakelijk gesteld voor alle door haar geleden en nog te lijden schade ten gevolge van wanprestatie.
2.7
Op 11 december 2017 heeft Sport Caribe een kort geding aangespannen tegen La Linda. Sport Caribe verzocht het Gerecht daarin om La Linda te veroordelen, om bij wijze van voorschot, aan haar te betalen Afl. 332.030,--, in verband met de door haar geleden schade. Bij vonnis in kort geding van 17 januari 2018 met als registratienummer KG 2745 van 2017/AUA201703420 (hierna: het executievonnis) is La Linda veroordeeld om, bij wijze van voorschot, aan Sport Caribe te betalen het bedrag van Afl. 45.000,--.
2.8
Sport Caribe heeft het pand op 1 februari 2018 ontruimd. Op 2 februari 2018 heeft La Linda in bijzijn van deurwaarder [naam] en een bouwkundig ingenieur, de heer [naam], het pand geïnspecteerd. De deurwaarder heeft daarvan een proces-verbaal van constatering opgemaakt.
2.9
Op 6 februari 2018 heeft de deurwaarder ten verzoeke van Sport Caribe het kortgeding vonnis betekend aan La Linda met bevel om binnen 2 dagen voornoemd bedrag van Afl. 45.000,- vermeerderd met kosten te betalen. Nadat betaling was uitgebleven - omdat La Linda zich op verrekening beriep - heeft de deurwaarder op 16 februari 2018 ten verzoeke van Sport Caribe executoriaal beslag gelegd op het pand.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
La Linda vordert samengevat dat het gerecht, voor zover mogelijk, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in kort geding:
- Sport Caribe verbiedt om het executievonnis (verder) te executeren daar La Linda een beroep op verrekening heeft gedaan;
- bepaalt dat bij iedere overtreding van het hierboven gevorderde, Sport Caribe een dwangsom van Afl. 10.000,-- per geconstateerde overtreding verbeurt, te voldoen binnen 48 uur nadat de overtreding aan haar is betekend;
- dan wel in goede justitie een andere beslissing neemt;
- Sport Caribe veroordeelt in de proceskosten.
3.2
La Linda beroept zich op verrekening en stelt dat er sprake is van nieuwe schade, welke eerst na de ontruiming door Sport Caribe zichtbaar is geworden. La Linda heeft haar tegenvordering op Sport Caribe voorlopig begroot op Afl. 68.000,-- en baseert zich op een opnamerapport van de heer [naam] voornoemd d.d. 7 februari 2018. La Linda is van mening dat Sport Caribe te kwader trouw handelt en misbruik van bevoegdheid maakt door ondanks het beroep op verrekening door La Linda de executie van het kortgedingvonnis door te zetten.
3.3
Sport Caribe voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.4
Op de stellingen van partijen zal in het hiernavolgende, voor zover nodig, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Van spoedeisendheid is genoegzaam gebleken.
4.2
Niet in geschil is dat La Linda op grond van het kortgedingvonnis van 17 januari 2018 uitvoerbaar bij voorraad is veroordeeld om bij wijze van voorschot op schadevergoeding aan La Linda Afl. 45.000,-- te voldoen. Dat brengt met zich dat Sport Caribe een executoriale titel heeft en kan overgaan tot inning van dit bedrag door executoriaal beslag ten laste van La Linda te leggen. Dit laatste heeft Sport Caribe ook gedaan.
4.3
Ten aanzien van het gestelde omtrent misbruik van het executierecht wordt voorop gesteld dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt, dat in een executiegeschil geen inhoudelijke bezwaren tegen een uitspraak aangevoerd kunnen worden, behoudens die welke nopen tot het oordeel dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Van dat laatste kan sprake zijn als het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is.
4.4
Dat het vonnis van 17 januari 2018 klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, heeft La Linda niet gesteld. La Linda heeft verder wel gesteld dat er sprake is van ná het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten, maar niet dat die maken dat tenuitvoerlegging van het vonnis klaarblijkelijk aan de zijde van La Linda een noodtoestand zal doen ontstaan. Reeds om die reden is de vordering niet toewijsbaar. Ten overvloede overweegt het gerecht evenwel nog als volgt
4.5
La Linda stelt dat er sprake is van nieuwe schade die naderhand (ná het gewezen kortgedingvonnis van 17 januari 2018 en pas nadat Sport Caribe is verhuisd), is gebleken. Volgens het opgemaakte proces-verbaal van constatering van deurwaarder [naam] d.d. 2 februari 2018 bestaat de door Sport Caribe aan het pand veroorzaakte schade onder meer uit daklekkages. Ook in het rapport van ingenieur [naam] van 7 februari 2018 valt te lezen dat de schade aan het pand onder meer bestaat uit daklekkages, raamlekkages, betonrot en muurkankering veroorzaakt door optrekkend vocht. Deze geconstateerde schade ziet op schade die tijdens de behandeling van het kort geding dat tot het vonnis van 17 januari 2018 heeft geleid aan de orde is geweest. Dergelijke schadeposten leveren derhalve geen nieuwe feiten of omstandigheden op. Ten aanzien van de overige “nieuwe” schadeposten heeft Sport Caribe gemotiveerd verweer gevoerd, onder meer aan de hand van een tegenrapport van een bouwkundig ingenieur, de heer A.S. Rosenstand. Los gezien van deze gemotiveerde betwisting is het gerecht van oordeel dat, gelet op het grootschalige achterstallige onderhoud dat door DOW en Directie Volksgezondheid werd geconstateerd en dat blijkens het kortgedingvonnis van 17 januari 2018 valt toe te rekenen aan La Linda, aan Sport Caribe geen hoge eisen gesteld konden worden aan het in goede staat opleveren van het pand. Bepaalde geconstateerde tekortkomingen, zoals het niet dichten van schroefgaatjes, het niet verven van muren en het niet schoonmaken van vloeren, kunnen daarbij gelet op de slechte onderhoudstoestand niet erg serieus genomen worden. Verder komt de stelling van Sport Caribe, dat zij de achtergebleven wandrekken niet heeft verwijderd juist om verdere instorting van de muren tegen te houden, logisch voor.
4.6
Gelet op het gevoerde verweer heeft La Linda haar tegenvordering op Sport Caribe in kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt en is die tegenvordering derhalve in onvoldoende mate komen vast te staan. Dit staat een beroep op verrekening ter voorkoming van executie van het kortgedingvonnis eveneens in de weg. Daarbij komt dat de executoriale titel van Sport Caribe slechts een beperkt voorschot betreft en de kortgedingrechter in zijn kortgedingvonnis van 17 januari 2018 expliciet heeft overwogen dat partijen in onderling overleg of in een bodemprocedure tot een definitieve schaderegeling dienen te komen. De vordering van Sport Caribe op La Linda betreft een veel groter bedrag dan het toegewezen voorschot, welke vordering, net als de tegenvordering van La Linda, nog niet vaststaat.
4.7
De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering van La Linda zal worden afgewezen.
4.8
La Linda zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten gevallen aan de zijde van Sport Caribe, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
wijst de vordering af;
5.2
veroordeelt La Linda in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van gedaagde worden begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.