In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, een werknemer, een verzoek ingediend tegen zijn werkgever, Caribbean Drip Irrigation N.V. (CDI), met betrekking tot een vermeend onregelmatig ontslag. De procedure vond plaats op 27 maart 2018, na een mondelinge behandeling op 13 februari 2018. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.L. Griffith, stelde dat hij op 6 juni 2017 door CDI was ontslagen, maar CDI, vertegenwoordigd door mr. S.M. Paesch, betwistte deze claim en voerde aan dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoeker geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij ontslagen is. Bovendien heeft CDI onbetwist gesteld dat verzoeker twee keer is gesommeerd om zijn werkzaamheden te hervatten. Het Gerecht heeft geoordeeld dat verzoeker niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en verleent hem verlof tot kosteloos procederen. De vorderingen van verzoeker, die gebaseerd waren op zijn stelling van onregelmatig ontslag, zijn afgewezen. Verzoeker is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde van CDI.
De beschikking is openbaar uitgesproken op 27 maart 2018 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en de griffier. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in arbeidsrechtelijke geschillen en de verantwoordelijkheden van beide partijen in een procedure.