ECLI:NL:OGEAA:2018:138

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
EJ nr. 1953 van 2017 / AUA201702316
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot kinderalimentatie en beoordeling van draagkracht van ouders in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een verzoek tot kinderalimentatie door de Voogdijraad. De moeder heeft een verzoek ingediend om de vader te veroordelen tot betaling van Afl. 350,- per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren op 4 december 2001. De vader heeft de minderjarige erkend en de procedure is gestart met een verzoekschrift op 12 september 2017. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2018 zijn beide ouders verschenen, evenals vertegenwoordigers van de Voogdijraad.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de moeder een netto inkomen heeft van ongeveer Afl. 4.034,03 per maand, terwijl de vader een netto inkomen van Afl. 3.067,- per maand heeft. De moeder heeft een aantal financiële verplichtingen, maar het gerecht heeft geoordeeld dat haar schulden geen prioriteit hebben boven haar onderhoudsverplichting voor de minderjarige. De vader heeft aangegeven dat hij bereid is Afl. 150,- per maand te betalen, wat het gerecht heeft goedgekeurd, gezien zijn beperkte draagkracht en de behoefte van de minderjarige. De uiteindelijke beslissing van het gerecht was dat de vader Afl. 150,- per maand moet betalen, met ingang van 1 oktober 2017, en dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking van 20 maart 2018
behorend bij EJ nr. 1953 van 2017 / AUA201702316
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en
[de vader],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen de vader,
in persoon.
Belanghebbende:
[de moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 12 september 2017;
  • de financiële stukken van de vader en de moeder, ingediend op 3 januari 2018;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 6 februari 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de Voogdijraad bij mr. [medewerker] en mevrouw [medewerker], de moeder in persoon en de vader in persoon.
De uitspraak is

2.DE FEITEN

Uit de moeder is op [geboortedatum] 2001 in Aruba geboren de thans nog minderjarige [de minderjarige](hierna: de minderjarige) De vader heeft de minderjarige erkend.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader, bij vooruitbetaling en tegen behoorlijke kwijting aan de Voogdijraad, tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 350,-- ingaande 1 oktober 2017 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Daartoe wordt aangevoerd dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
De moeder heeft de kosten van de minderjarige bepaald op Afl. 605,55. De vader heeft deze kosten niet weersproken, zodat het gerecht ervan uit zal gaan dat de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige maandelijks Afl. 605,55 bedragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Blijkens de door de moeder overgelegde loonstrookjes bedraagt haar loon netto gemiddeld ca Afl. 4.034,03 per maand.
4.4.2
Bij de vaststelling van de draagkracht van de moeder gaat het gerecht er vanuit dat zij, een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen onderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) posten “Island Finance” ad Afl. 427,14,- “lening CMB” ad Afl. 556,-, “lening CMB” ad Afl. 737,-, en “levensverzekering” ad Afl. 100,-.
De posten “andere schulden” ad Afl. 254,07, “central lease” ad Afl. 347,83, “motorrijtuigbelasting” in verband met de bromfietsen MFA-115 en MFA-866 ad Afl. 13,17 (2x) en “bromfiets verzekering” ad Afl. 26,67 zullen - gelet op de prioriteit die moet worden toegekend aan de onderhoudsverplichting van de moeder - buiten beschouwing worden gelaten. Deze kosten hebben betrekking op een I-Phone aangeschaft in 2017 en een Harley Davidson aangeschaft in 2017. De moeder heeft een auto en gebruikt de bromfiets als hobby. Gezien van het gebrek van de noodzaak van het aangaan van de desbetreffende schulden, is het gerecht van mening dat deze schulden geen prioriteit hebben boven de verplichting van de vrouw om een bijdrage te betalen in de kosten van verzorging en opvoeding van haar kinderen.
4.4.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.220,-.
4.4.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder in redelijkheid maandelijks een bedrag kan overhouden van (Afl. 4034,03 - Afl. 3220,- =) Afl. 814,-, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding dient te voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Blijkens de door de vader overgelegde salarisslips bedraagt zijn loon netto gemiddeld afgerond Afl. 3.067,- per maand.
4.5.2
Bij de vaststelling van de draagkracht van de vader gaat het gerecht er vanuit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen bestaan te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de posten “autolening CL” ad Afl. 690,20, “persoonlijke lening CMB” ad Afl. 519,--, “lening Island Finance” ad Afl. 450,-- en “alimentatie 3 x minderjarigen” ad Afl. 450,-, nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt. De overige opgevoerde lasten zullen buiten beschouwing worden gelaten, nu de vader deze niet met stukken heeft onderbouwd. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de vader geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.509,-.
4.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks geen draagkracht overhoudt om aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding te kunnen voldoen.
4.6
Echter heeft de vader ter zitting aangegeven bereid te zijn Afl. 150,- aan kinderalimentatie te betalen, nu hij ten behoeve van zijn andere kinderen een bedrag van Afl. 150,- aan kinderalimentatie betaalt. Gelet op de draagkracht van partijen, op de behoefte van de minderjarige en op hetgeen ter zitting is verhandeld zal het gerecht een door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige vaststellen van Afl. 150,- per maand.
4.7
Ter zitting heeft de vader aangevoerd dat er geen omgang is tussen hem en de minderjarige. Ter zitting is afgesproken dat partijen zelf in onderling overleg de uitoefening van het omgangsrecht van de vader zullen regelen, zodat het gerecht hierover geen beslissing zal nemen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [de vader] in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige], geboren op 4 december 2001 in Aruba, op Afl. 150,- per maand, met ingang van 1 oktober 2017, en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 20 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.