ECLI:NL:OGEAA:2018:136

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 maart 2018
Publicatiedatum
28 maart 2018
Zaaknummer
E.J. 1228 van 2017 (AUA201701117)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van vertrouwensbreuk tussen Monterrey Trading Aruba N.V. en werknemer

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Monterrey Trading Aruba N.V. en een werknemer, die op 22 januari 2015 in dienst trad. De werknemer verrichtte feitelijk werkzaamheden voor Caribbean Sun Group (Del Sol) en had de functie van supervisor. Het laatstelijk genoten bruto maandloon bedroeg Afl 2.860,-. De werknemer was verantwoordelijk voor het afstorten van gelden in de night deposit box van CMB Bank, maar in de periode van 7 juni tot en met 15 juli 2016 werden er geen afstortingen op de rekening van Del Sol bijgeschreven. Dit leidde tot het ontslag op staande voet van de werknemer op 19 september 2016, wat in kort geding niet standhield omdat de arbeidsrelatie formeel tussen Monterrey en de werknemer bestond.

Het verzoek van Del Sol richtte zich op het verwijt dat de werknemer zich gelden had toegeëigend. Het Gerecht oordeelde dat Del Sol niet voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden van ontslag. De werknemer was niet op de camerabeelden van de bank te zien en het ontbreken van afstortingen kon niet direct aan haar worden toegeschreven. Ondanks de twijfels over de betrouwbaarheid van de werknemer, was het bewijs voor de beschuldigingen onvoldoende om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van dringende redenen.

Uiteindelijk besloot het Gerecht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van vertrouwensbreuk, aangezien van een vruchtbare relatie niet meer kon worden gesproken. De werknemer had sinds juli 2016 geen pogingen ondernomen om terug te keren naar de werkplek, wat het Gerecht als voldoende compensatie voor de ontbinding beschouwde. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Sap op 20 maart 2018, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd en iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Beschikking van 20 maart 2018
Behorend bij E.J. 1228 van 2017 (AUA201701117)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschappen
MONTERREY TRADING ARUBA N.V.
en
CARIBBEAN SUN GROUP (ARUBA) N.V.,
beide te Aruba,
hierna ook te noemen: Monterrey, respectievelijk Del Sol,
gemachtigde: advocaat mr. A.F.J. Caster,
tegen:
[WERKNEMER],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [werknemer],
gemachtigde: advocaat mr. D.G. Illes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van verzoekers;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van verweerster;
- de behandeling ter zitting van 11 juli 2017 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier;
- de akte van verzoekers;
- de antwoordakte van verweerster;
- de akte uitlating producties door verzoekers
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2. HET VERZOEK EN DE BEOORDELING

2.1 [
werknemer] is op 22 januari 2015 in dienst getreden bij Monterrey, maar verrichte feitelijk haar werkzaamheden (sedert november 2014) voor Del Sol. Haar functie was die van supervisor. Haar laatstelijk genoten bruto maandloon bedroeg Afl 2.860,- vermeerderd met vergoedingen.
2.2
In haar functie was [werknemer] onder meer belast met het afstorten van gelden in de night deposit box van CMB Bank. Deze bevoegdheid kwam ook anderen toe. Indien noodzakelijk werd ook de afstorting verricht voor een zusterbedrijf, Cariloha.
2.3
In de periode van 7 juni tot en met 15 juli 2016 heeft Del Sol bemerkt dat afstortingen niet waren bijgeschreven op haar rekening. Uit een door CMB Bank verricht onderzoek is gebleken dat op verschillende data in deze periode geen afstorting heeft plaatsgevonden en dat op de beelden van de beveiligingscamera’s [werknemer] niet te zien was.
2.4
Op 19 september 2016 heeft Del Sol [werknemer] op staande voet ontslagen. Dit ontslag heeft in kort geding geen stand gehouden, nu de arbeidsrelatie niet bestond tussen Del Sol en [werknemer], maar tussen Monterrey en [werknemer]. Bij vonnis van 11 januari 2017 is del Sol veroordeeld tot doorbetaling van loon. Hierop heeft Del Sol het ontslag ingetrokken, maar [werknemer] met behoud van loon geschorst, hangende het thans aanhangige ontbindingsverzoek.
2.5
Het verzoek richt zich op het verwijt dat [werknemer] zich gelden van Del Sol c.q. Cariloha heeft toegeëigend. Na debat tussen partijen heeft het Gerecht verzoekers toegelaten om te bewijzen dat [werknemer] op een bewuste dag, 8 juli 2016 aanwezig was - nu zij dit uitdrukkelijk ontkende terwijl op die dag ook een vervreemding had plaatsgevonden. Ten aanzien van dit deelonderwerp hebben beide partijen stukken overgelegd en standpunten betrokken.
2.6
Het Gerecht oordeelt als volgt. Nu tussen [werknemer] en Monterrey de formele arbeidsrelatie bestaat, komt slechts haar de bevoegdheid toe om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Sun Group zal niet ontvankelijk worden verklaard.
2.7
In een procedure als de onderhavige komt het aan op een betrekkelijk snelle beoordeling van de feiten, waarbij voor bewijslevering en getuigenverhoor in beginsel geen plaats is. In onderhavig geval heeft het Gerecht partijen de gelegenheid geboden om zich ten aanzien van één, naar het leek: eenvoudig, onderdeel uit te laten. Het Gerecht zal de door partijen in hun totaliteit aangevoerde feiten en documentatie bij zijn verdere afweging betrekken.
2.8
Op de werkgever (die verder, in navolging van partijen, toch Del Sol wordt genoemd) rust de bewijslast van de aangevoerde gewichtige reden die volgens Del Sol primair bestaat uit een dringende reden. Het Gerecht acht die niet aanwezig. Het feit dat [werknemer] niet op de camera’s van CMB Bank te zien was op de betreffende data is op zich onvoldoende om te concluderen dat zij het geld van Del Sol of Cariloha heeft verduisterd. Dat geldt ook voor de ontbrekende afstortingen. Immers het staat niet vast dat die door [werknemer] zouden zijn verricht. Uit het feit dat zij de sealbags en de slips heeft ingevuld kan niet worden afgeleid dat zij (dus) ook de afstorting zou doen.
2.9
Opvallend hierbij is dat op de bewuste dag van 8 juli 2016 partijen van mening blijven verschillen over het feit of [werknemer] die dag nu wel of niet gewerkt heeft. Ook hier komt Del Sol met onvoldoende bewijs: zij beroept zich (slechts) op uitdraaien uit de systemen, en daarvoor heeft [werknemer] een plausibele verklaring. Zij legt vervolgens verklaringen van collega’s over, waaruit ten minste het vermoeden kan worden geput dat zij die bewuste dag niet heeft gewerkt. Er wordt al met al ook op dit punt geen duidelijkheid verkregen.
2.1
Aan Del Sol kan wel worden toegegeven dat het allemaal wel heel toevallig is en dat het “eigenlijk niet anders kan” dan dat [werknemer] de verduistering heeft gepleegd, maar het bewijs daarvoor is onvoldoende en het Gerecht ziet geen reden, gezien de aard van de procedure, om Del Sol tot verder bewijs toe te laten.
2.11
Dit leidt ertoe dat de primair aangevoerde dringende reden wordt afgewezen en dat geldt ook voor zover deze feiten ten grondslag liggen aan de gestelde vertrouwens breuk.
2.12
Toch zal het Gerecht op basis van die vertrouwensbreuk de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden, nu van een vruchtbare relatie niet meer kan worden gesproken. Dat ligt in beginsel, gezien de aard van de beschuldiging, in de risicosfeer van Del Sol. Dat zou ertoe leiden dat aan [werknemer] een vergoeding zou kunnen worden toegekend. Toch zal het Gerecht dat niet doen, nu [werknemer] al sedert juli 2016 met doorbetaling van loon thuis zit en geen verdere poging heeft ondernomen om terug te keren op de werkplek, ook niet na de uitspraak in kort geding van 11 januari 2017. In de periode van inactiviteit ziet het Gerecht voldoende compensatie voor de thans uit te spreken ontbinding.
2.13
Gezien de uitkomst van de procedure behoeft Del Sol (Monterrey) geen termijn te worden gegeven het verzoek in te trekken. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.
2.14
Het verzoek van verzoekers tot het betalen van schadevergoeding door [werknemer] is van dit verzoek afgesplitst en behoeft thans geen verdere beoordeling.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
verklaart Sun Group niet ontvankelijk in haar verzoek;
ontbindt de tussen Monterrey en [werknemer] bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 april 2018;
compenseert de proceskosten en wel zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 20 maart 2018 in aanwezigheid van de griffier.