In deze beschikking van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gedateerd 20 maart 2018, is een verzoek behandeld van de vader, die in persoon procedeerde, tegen de moeder, die werd vertegenwoordigd door een vertegenwoordigster. De zaak betreft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de omgangsregeling tussen de ouders. De procedure is gestart na een eerdere beschikking van 26 september 2017, waarin de Voogdijraad was verzocht om onderzoek te doen naar de sociale omstandigheden van de ouders en de minderjarige. Het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 9 januari 2018, concludeerde dat de minderjarige sinds zijn geboorte bij de vader verblijft en dat er geen gevaar dreigt voor de ontwikkeling van het kind indien de hoofdverblijfplaats bij de vader wordt vastgesteld. De Voogdijraad adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de vader te handhaven.
Tijdens de zitting op 20 maart 2018 werd besproken dat beide ouders betrokken zijn bij het leven van de minderjarige en dat zij een omgangsregeling hebben afgesproken. De rechter heeft, op basis van het rapport van de Voogdijraad en de gesprekken tijdens de zitting, besloten dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn. Tevens is een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de week afwisselend bij de ouders verblijft. De rechter heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling van het verzoek om kinderalimentatie, waarbij partijen bewijsstukken dienen in te dienen over de financiële situatie en de behoeften van de minderjarige. De beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 20 maart 2018.