ECLI:NL:OGEAA:2018:133
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de verzoeker, verblijvende in Aruba, een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een eerdere beschikking van de minister van Justitie en Immigratie, die op 2 mei 2017 het verzoek van de verzoeker om een vergunning tot tijdelijk verblijf afwees. De verzoeker heeft op 1 juni 2017 een bezwaarschrift ingediend tegen deze afwijzing. Op 24 januari 2018 heeft de verzoeker het verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, dat op 12 maart 2018 ter zitting is behandeld.
De rechter heeft overwogen dat niet is gebleken dat de verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Er is geen bewijs dat de verzoeker met onmiddellijke verwijdering wordt bedreigd, en de verzoeker heeft niet aangetoond dat er andere spoedeisende belangen zijn. De rechter concludeert dat de omstandigheid dat de verzoeker een beslissing op het bezwaarschrift wil bespoedigen, geen grondslag biedt voor de toepassing van artikel 54 van de Lar. De rechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de opmerking dat indien de minister nalaat binnen de vastgestelde termijn een beslissing te nemen, dit gelijkgesteld wordt met een afwijzende beslissing.
De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen op 26 maart 2018, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.