ECLI:NL:OGEAA:2018:124

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
EJ nr. 1270 van 2017/AUA201701880
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen een zoon en zijn vader met betrekking tot de maandelijkse bijdrage voor levensonderhoud en studie

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de zoon, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M.M.C. Ecury, zijn vader, vertegenwoordigd door mr. H.F. Falconi, aangeklaagd voor het niet voldoen aan zijn onderhoudsplicht. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 21 juni 2017 werd ingediend, gevolgd door verschillende producties en een mondelinge behandeling op 30 januari 2018. De zoon, die bij zijn moeder in Aruba woont, verzocht om een maandelijkse bijdrage van Afl. 450,- voor zijn levensonderhoud en studie, terwijl de vader, woonachtig in Nederland, aanvoerde dat hij niet over voldoende draagkracht beschikte om deze bijdrage te betalen.

De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig beoordeeld. De zoon is geboren uit de relatie tussen zijn ouders en is inmiddels 19 jaar oud. De vader heeft een arbeidsongeschiktheidsuitkering van ongeveer € 990,- per maand en heeft recentelijk een eigen woning toegewezen gekregen met een huurprijs van ongeveer € 470,- per maand. De rechter heeft vastgesteld dat de vader zijn financiële situatie niet voldoende heeft onderbouwd en dat zijn maandelijkse lasten, inclusief huur en andere noodzakelijke uitgaven, zijn draagkracht zodanig beperken dat hij niet in staat is om bij te dragen aan de kosten van levensonderhoud van zijn zoon.

Uiteindelijk heeft de rechter geoordeeld dat de vader voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat is om enige bijdrage te leveren aan de kosten van levensonderhoud en studie van de zoon. Het verzoek van de zoon is afgewezen, maar hij kreeg wel toestemming om kosteloos te procederen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 13 maart 2018
behorend bij EJ nr. 1270 van 2017/AUA201701880
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de zoon,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury,
en
[Verweerder],
wonende in Nederland,
VERWEERDER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 21 juni 2017,
- de faxbrief met producties zijdens de zoon, ingediend op 24 oktober 2017,
- de brief met producties zijdens de vader, ingediend op 9 november 2017,
- de faxbrief met producties zijdens de zoon, ingediend op 26 januari 2018,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 30 januari 2018, waaruit blijkt dat zijn verschenen de zoon in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde en de vader bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De zoon en zijn tweelingzus zijn uit een relatie tussen zijn moeder en de vader op [geboortedatum] 1998 in [geboorteland] geboren. Op [datum] 1998 is de zoon door de vader erkend.
2.2
De zoon is inmiddels 19 jaar en woont bij zijn moeder in Aruba.
2.3
De vader is woonachtig in Nederland.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 450,- per maand, ingaande de datum van de uitspraak in deze procedure, als voorziening in de kosten van levensonderhoud en studie van de zoon. Daartoe wordt gesteld dat de vader zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet nakomt, terwijl hij voldoende draagkrachtig is.
3.2
De vader stelt zich op het standpunt dat hij over onvoldoende draagkracht beschikt om de door de zoon verzochte bijdrage te kunnen voldoen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:395a lid 1 jo 392 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie van hun meerderjarige kinderen die de leeftijd van eenentwintig jaren niet hebben bereikt, ongeacht hun behoeftigheid. Dit geschiedt naar draagkracht.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de alimentatie is de draagkracht van de vader. Teneinde zijn draagkracht te bepalen, dient het netto-inkomen te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van levensonderhoud van de zoon.
De behoefte van de zoon
4.3
Gebleken is dat de zoon een opleiding volgt bij de [naam school]. De zoon heeft zijn kosten op Afl. 1.373,38 per maand bepaald. De vader heeft de kosten niet weersproken. De hoogte van de post “levensmiddelen” ad Afl. 350,- per maand niet is onderbouwd aan de hand van stukken en naar het oordeel van het gerecht is ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij behoeftig is aan dit gehele bedrag, gezien het feit dat hij bij zijn moeder inwoont. Dit laat onverlet dat de zoon behoeftig is.
De draagkracht van de vader
4.4
Uit de overgelegde stukken van de vader blijkt dat hij werkloos is en een arbeidsongeschiktheidsuitkering van om en nabij netto € 990,- per maand ontvangt.
4.5
Verder blijkt uit de overgelegde stukken van de vader het volgende. Volgens informatie van een medewerkster van de Sociaal Juridische Dienstverlening van de gemeente [gemeente] had de vader een overeenkomst met het […] om daar te verblijven voor € 210 per maand, maar heeft hij vanaf november 2017 een eigen woning toegewezen gekregen voor een huurprijs van afgerond €470,- per maand. Het gerecht ziet geen aanleiding om aan de juistheid deze informatie te twijfelen. Dat de vader vanaf mei 2017 langdurig in het ziekenhuis is opgenomen en onduidelijk is wanneer hij uit het ziekenhuis wordt ontslagen doet er niet aan af dat er bij het berekenen van zijn draagkracht rekening gehouden dient te worden met deze huurkosten. De ziekenhuisopname is immers van tijdelijke aard. Voorts is voldoende aannemelijk geworden dat de vader huurtoeslag zal kunnen ontvangen. Zijdens de vader is daar geen informatie over verstrekt. Het gerecht zal voor de woonlasten uitgaan van de netto woonlasten die in de overgelegde draagkrachtberekening staan opgenomen, te weten € 221,-, waarbij het gerecht er vanuit gaat dat daarbij rekening is gehouden met huurtoeslag. Bij de vaststelling van de draagkracht van de vader zal het gerecht ook rekening houden met de volgende maandelijkse kosten die aan de hand van de zijdens de vader overgelegde stukken voldoende zijn gebleken:
Schuld [ziekenhuis] € 50,-
Medicijnen € 40,-
Kapper € 12,50
Schoeisel € 29,50
Kleding € 48,50
Hygiëne € 12,50
Laundry € 15,-
Openbaar vervoer € 144,50
Eten/drinken € 240,-
Totaal € 592,50
Voor wat betreft de overige zijdens de vader opgevoerde kosten geldt dat deze onvoldoende duidelijk zijn geworden dan wel dat de noodzaak van deze kosten, gelet op de prioriteit die moet worden toegekend aan de onderhoudsverplichting van de vader, onvoldoende is gebleken. Voor wat betreft de ziektekostenverzekering wordt nog overwogen dat blijkens een zijdens de vader overgelegde draagkrachtberekening blijkt dat de vader zorgtoeslag en ‘in bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW’ (terug) krijgt, waardoor de netto ziektekostenverzekering (inclusief eigen risico) nagenoeg nihil is. Zijdens de zoon is betoogd dat de vader € 100,- per maand aan alimentatie aan de tweelingzus betaald, maar zijdens de vader is dit betwist en aangegeven dat dit slechts een eenmalige betaling is geweest. Het gerecht zal dit dan ook verder buiten beschouwing laten. Voort is zijdens de zoon naar voren gebracht dat de vader binnenkort een deel van de verkoopopbrengst van een voormalige echtelijke woning zal ontvangen, maar deze stelling is onvoldoende onderbouwd.
4.6
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande minstens € 813,50 (221 + 592,50), waarbij nog geen rekening is gehouden met de kosten verbonden aan het gebruik van de woning (gas, elektra, water, tv en telefoon). Uit het vorenstaande volgt dat, mede rekening houdende met de gebruikskosten voor de woning, de vader maandelijks niets overhoudt.
4.7
Het gerecht is van oordeel dat de vader voldoende aannemelijk heeft gemaakt niet draagkrachtig te zijn om enig bedrag in de kosten van levensonderhoud en studie van de zoon te voldoen. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
4.8
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal het gerecht aan de zoon toestemming verlenen om kosteloos te procederen.
4.9
Het gerecht zal de proceskosten compenseren, gelet op de familierechtelijke betrekkingen tussen partijen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent [verzoeker] toestemming om kosteloos te procederen,
wijst het verzoek af,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Schoemaker, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 13 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.