In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben appellanten, wonend in Aruba, beroep ingesteld tegen de Minister van Justitie en Verslavingszorg. De appellanten verzochten de verweerder om handhavend op te treden tegen het storten van asbesthoudend afval door een raffinaderij in de nabijheid van hun woning. Na het uitblijven van een beslissing op hun verzoek, hebben appellanten bezwaar aangetekend en vervolgens beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 december 2017 was de verweerder niet vertegenwoordigd door een gemachtigde, en er was geen verweerschrift ingediend. Het gerecht oordeelde dat de brief van de verweerder geen beslissing op het verzoek van appellanten bevatte, maar slechts een feitelijke mededeling was. Het gerecht stelde vast dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek geen reële beslissing op het bezwaar was genomen, waardoor de ongemotiveerde afwijzende beschikking niet in stand kon blijven. De rechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de fictieve afwijzende beschikking en bepaalde dat de verweerder binnen drie maanden een reële beslissing moest nemen op het bezwaar van appellanten. Tevens werd het griffierecht aan appellanten terugbetaald. Deze uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen op 5 maart 2018.