ECLI:NL:OGEAA:2018:106

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
Lar nr. AUA201700993
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd

In deze zaak heeft appellante, gevestigd in Aruba, op 20 september 2016 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd bij de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De minister heeft op 18 januari 2017 deze aanvraag afgewezen. Appellante heeft hiertegen op 13 februari 2017 bezwaar gemaakt, maar het bleef stil vanuit de minister. Hierop heeft appellante op 1 juni 2017 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zittingen op 11 december 2017 en 22 januari 2018 zijn zowel appellante als de minister vertegenwoordigd door hun gemachtigden verschenen.

Het gerecht heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet adequaat heeft gereageerd op de bezwaren van appellante. De afwijzing van de vergunning is niet deugdelijk gemotiveerd, waardoor deze niet in stand kan blijven. Het gerecht heeft de minister opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellante, begroot op Afl. 500,-, en het griffierecht van Afl. 25,- dient aan appellante te worden terugbetaald. De uitspraak is gedaan door rechter D.J. Jansen op 5 maart 2018.

Uitspraak

Uitspraak van 5 maart 2018
Lar nr. AUA201700993
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, INFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Op 20 september 2016 heeft appellante bij verweerder een aanvraag ingediend ter verlening van een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd.
Bij beschikking van 18 januari 2017 heeft verweerder afwijzend beslist op het verzoek van appellante. Tegen deze beschikking heeft appellante op 13 februari 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 1 juni 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht. Op 16 augustus 2017 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2017 en vervolgens op 22 januari 2018, waar appellante, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellant tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op haar bezwaarschrift.
2.2
Het beroep is gericht tegen het met een afwijzende beslissing gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op bezwaar, welke naar zijn aard ongemotiveerd is. Verweerder heeft in zijn verweer de afwijzingsgrond van de primaire beschikking herhaald en heeft daarbij betoogd dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Verweerder is niet ingegaan op de door appellante in bezwaar aangevoerde gronden. Gelet op het voorgaande oordeelt het gerecht dat de als afwijzende beslissing op het bezwaar geldende beschikking niet deugdelijk is gemotiveerd en daarom niet in stand kan blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beslissing te nemen.
2.3
Verweerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
  • gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 5 maart 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).