ECLI:NL:OGEAA:2018:10
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing vergunning tijdelijk verblijf voor finance manager
In deze zaak heeft de appellant, gevestigd in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf als ‘finance manager’. De afwijzing vond plaats op 7 december 2016 door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. Appellant heeft op 6 januari 2017 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Aangezien er geen tijdige beslissing op het bezwaar volgde, heeft appellant op 2 mei 2017 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Tijdens de zitting op 6 november 2017 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden verschenen.
Het Gerecht heeft overwogen dat het beroep tijdig is ingediend en dat het gericht is tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar, dat als ongemotiveerd wordt beschouwd. De verweerder heeft in zijn verweer de afwijzingsgrond herhaald, namelijk dat de beoogde werkgever van appellant een uitzendbureau is. Echter, appellant heeft aangevoerd dat hij geen uitzendkracht is en in vaste dienst van het bureau zal treden. Het Gerecht oordeelt dat de afwijzende beslissing niet deugdelijk is gemotiveerd en daarom niet in stand kan blijven. Het beroep wordt gegrond verklaard, en verweerder wordt opgedragen binnen drie maanden na de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant.
De rechter, mr. D.J. Jansen, heeft de beslissing op 8 januari 2018 uitgesproken. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellant en is het griffierecht aan appellant terugbetaald. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dagtekening van de beslissing moet worden ingesteld.