ECLI:NL:OGEAA:2017:998

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
K.G. nr. 2352 van 2017/AUA201702857
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een pand wegens wanprestatie door gedaagde in huurrelatie

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser een kort geding aangespannen tegen gedaagde wegens wanprestatie in de huurrelatie. Eiser verhuurt een pand aan gedaagde, die sinds mei 2017 geen huur meer heeft betaald. Eiser heeft gedaagde per brief gesommeerd om de huurachterstand te voldoen en het pand vrijwillig te ontruimen, maar gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven. Eiser heeft vervolgens een verzoek ingediend bij de Huurcommissie om de huurovereenkomst op te zeggen wegens huurachterstand, wat nog in behandeling is.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser vordert ontruiming van het pand en betaling van de huurachterstand, terwijl gedaagde betoogt dat er een mondelinge koopovereenkomst bestaat en dat hij niet in gebreke is gebleven. Het gerecht heeft geoordeeld dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling en dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat gedaagde wanprestatie pleegt.

Het gerecht heeft besloten dat gedaagde het pand binnen dertig dagen na betekening van het vonnis moet ontruimen en heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. Tevens is gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het vonnis kan laten uitvoeren, ook als gedaagde in beroep gaat.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 13 december 2017
Behorend bij K.G. nr. 2352 van 2017/AUA201702857
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
EISER,
gemachtigde: mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
gemachtigde: mr. M.O. Lopez.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 30 oktober 2017;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 1 december 2017.
1.2
Eiser en gedaagde zijn bij hun gemachtigden voornoemd verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Eiser verhuurt aan gedaagde een pand gelegen te [adres] in Aruba (hierna: het pand). De Huurcommissie heeft de maandelijkse huurprijs met ingang van 1 mei 2017 vastgesteld op Afl. 470,00, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2
Gedaagde heeft sinds mei 2017 geen huurpenningen meer betaald.
2.3
Eiser heeft gedaagde per brief van 16 oktober 2017 gesommeerd om de huurachterstand te voldoen en het pand vrijwillig te ontruimen. Gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven.
2.4
Op 25 oktober 2017 heeft eiser een verzoek ingediend bij de Huurcommissie ter verkrijging van toestemming om de huurovereenkomst met gedaagde op te zeggen wegens huurachterstand. Dit verzoek is nog in behandeling.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert – na vermindering van eis – in kort geding, samengevat, dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- gedaagde beveelt om binnen één (1) week na dit vonnis het pand gelegen te [adres] in Aruba te ontruimen en het pand in goede staat achter te laten;
- gedaagde veroordeelt tot betaling van de huurachterstand vanaf mei 2017, zijnde een bedrag van (8 x Afl. 470,00) Afl. 3.760,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid van elk huurtermijn tot aan de dag van volledige voldoening, althans gedaagde te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding gelijk aan voornoemd bedrag, eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum indiening van dit verzoekschrift tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat gedaagde ten behoeve van eiser een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor elke dag of deel daarvan dat hij dat ontruimingsbevel niet nakomt;
- gedaagde veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Eiser legt wanprestatie aan zijn vordering ten grondslag.
3.3
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Gedaagde stelt dat er tussen hem en eiser een mondelinge koopovereenkomst bestaat met betrekking tot het pand. Hij voert verder aan dat hij niet is opgehouden de kooppenningen te voldoen, terwijl eiser het pand nog niet aan hem heeft geleverd. Eiser pleegt volgens gedaagde daardoor wanprestatie. Gedaagde betoogt voorts dat het niet aan hem te wijten is dat er een bedrag openstaat, maar aan eiser die het geld van gedaagde niet wil aannemen. Gedaagde verzoekt tot slot, voor zover de rechter meent dat er wel sprake is van een huurovereenkomst, gedaagde een redelijke termijn te geven om het pand te ontruimen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Uit de bewijzen van onvermogen die door partijen is overgelegd, blijkt dat zij onvermogend zijn om de proceskosten te dragen, zodat aan partijen toestemming om kosteloos te procederen zal worden verleend.
4.2
Eiser heeft voldoende spoedeisend belang gesteld om ontvangen te worden in zijn vordering.
4.3
Gedaagde heeft in kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt dat tussen hem en eiser een koopovereenkomst bestaat met betrekking tot het pand, terwijl eiser dit gemotiveerd heeft betwist. Gedaagde heeft erkend dat hij vanaf mei 2017 niets meer heeft betaald. Het gerecht acht ook de stelling van gedaagde, dat eiser de huurpenningen vanaf mei 2017 niet wil aannemen, geenszins aannemelijk geworden.
4.4
Eiser heeft gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk gemaakt dat gedaagde wanprestatie pleegt en dat die wanprestatie een opzegging dan wel ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, waardoor voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure de vordering tot ontruiming van het pand zal worden toegewezen. Eiser heeft er voorts een voldoende gerechtvaardigd belang bij dat gedaagde het pand ontruimt.
4.5
Gelet op het voorgaande zal de verzochte ontruiming in na te noemen zin worden toegewezen. Gedaagde heeft subsidiair verzocht om hem een ruimere ontruimingstermijn te geven om andere woonruimte te zoeken. Gedaagde is echter al sinds mei 2017 in gebreke met het betalen van de huur. Het gerecht zal, de wederzijdse belangen afwegende, bepalen dat gedaagde de woning binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis dient te ontruimen.
4.6
De gevorderde dwangsom zal bij gebrek aan belang worden afgewezen. Eiser heeft voldoende aan dit vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen als gedaagde niet vrijwillig tot nakoming van de uit dit vonnis voortvloeiende verplichting tot ontruiming overgaat.
4.7
Gedaagde heeft voorts onvoldoende verweer gevoerd tegen de gevorderde huurachterstand. Deze zal eveneens worden toegewezen.
4.8
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van eiser, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 650,79 (450,00 + 200,79) aan verschotten en Afl. 1.500,00 aan gemachtigdensalaris.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
verleent partijen toestemming om kosteloos te procederen;
5.2
beveelt gedaagde om het pand gelegen te [adres] in Aruba binnen dertig (30) dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze zaken niet aan eiser toebehoren, en het pand in goede staat onder afgifte van de sleutels daarvan ter vrije beschikking te stellen van eiser;
5.3
veroordeelt gedaagde tot betaling van een bedrag van Afl. 3.760,00 aan achterstallige huur, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de datum van opeisbaarheid van elk huurtermijn tot aan de dag van volledige voldoening;
5.4
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, gevallen aan de zijde van eiser, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 650,79 aan verschotten en Afl. 1.500,- aan gemachtigdensalaris;
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2017 in aanwezigheid van de griffier.