ECLI:NL:OGEAA:2017:996

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
K.G. 2294 van 2017 \ AUA201702798
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over doorbetaling van loon en beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.G. Figaroa, de stichting FUNDACION CAS PA COMMUNIDAD ARUBAN (FCCA), vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, tot doorbetaling van haar loon vanaf 12 juli 2017. Eiseres stelde dat de arbeidsovereenkomst ondanks de opzegging door FCCA nog steeds van kracht was en dat zij bereid en in staat was om haar werkzaamheden te verrichten. FCCA voerde verweer en vorderde op haar beurt dat eiseres in de proceskosten werd veroordeeld.

De rechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de arbeidsovereenkomst nog bestond, ondanks de opzegging door FCCA. De rechter wees erop dat FCCA geen toestemming had gekregen van de Directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, wat noodzakelijk was volgens de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten. Hierdoor was de opzegging niet rechtsgeldig en was FCCA verplicht om het loon van eiseres door te betalen.

De rechter besloot dat FCCA het overeengekomen loon moest doorbetalen, inclusief een wettelijke verhoging van 15% en wettelijke rente over het verschuldigde loon. FCCA werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres. Het vonnis werd uitgesproken op 13 december 2017, waarbij de rechter de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaarde en het meer of anders gevorderde afwees.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 13 december 2017
Behorend bij K.G. 2294 van 2017 \ AUA201702798
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eiseres,
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
tegen:
de stichting
FUNDACION CAS PA COMMUNIDAD ARUBAN (FCCA),
te Aruba,
hierna ook te noemen: FCCA,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de pleitnota van [Eiseres];
- de pleitnota van FCCA;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 9 november 2017;
- de uitlating ter (rol)zitting van 22 november en 6 december 2017 met betrekking tot het hoger beroep tegen het vonnis in kort geding van dit gerecht onder nummer K.G. 2427 van 2016 van 9 november 2016.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij vonnis van 9 november 2016 werd FCCA - kort gezegd – veroordeeld om het loon van [Eiseres] door te betalen vanaf 12 september 2016 tot de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd. De vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen.
2.2
Voor zover in dit kort geding van belang luidden de rechtsoverwegingen in dat vonnis:
4.5 In kort geding wordt er daarom vanuit gegaan dat de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk conform het door [Eiseres]{lees: [Eiseres]]
goedgekeurde concept van 17 augustus 2016 (productie 1 bij pleitnota zijdens FCCA, daarmee, althans met de daarin opgenomen nadere voorwaarden, is [Eiseres] immers naar haar zeggen uiteindelijk uit loyaliteit toch maar akkoord gegaan, ook al was het niet van harte; zij wilde niet dat het bestuur problemen zou krijgen met de Raad van Toezicht en was bang dat anders een geschil zou ontstaan) werd verlengd.Dat aan een vormvoorschrift ex artikel 7A:1613x BW nog niet zou zijn voldaan staat in kort geding niet aan toewijzing van de vordering in de weg, nog los van de vraag of FCCA als werkgever zich op het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst in dit geval kan beroepen.
2.3
Bij brief van 12 januari 2017 heeft FCCA de arbeidsovereenkomst – voor zover nodig – opgezegd tegen 12 juli van dat jaar. FCCA heeft zich daarbij beroepen op artikel 6 van het in dat geding overgelegde Addendum Voortzetten Arbeidsovereenkomst. Dat artikel, zoals geciteerd in de brief van 12 januari 2017, leest:
Indien de FCCA wegens interne-, externe- of welke omstandigheden dan ook, van mening is dat de algemene maatschappelijke waarde van de dienstverlening nadelig is en of geen toegevoegde waarde meer heeft voor de FCCA, de FCCA deze overeenkomst vroegtijdig kan beëindigen, De beëindigingstermijn bedraagt hierbij 6 maanden.FCCA heeft beslissing in de brief nader gemotiveerd met de mededeling dat de organisatie inkrimpt en de functie van [Eiseres] is vervallen terwijl er ook geen andere functie voor haar is.
2.4
Bij beschikking van 28 september 2017 heeft de Directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek de toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen geweigerd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
[Eiseres] vordert, samengevat, veroordeling van FCCA tot doorbetaling van loon vanaf 12 juli 2017 tot de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd, met nevenvoorzieningen.
3.2
[Eiseres] grondt de vordering erop dat aan de arbeidsovereenkomst ondanks de opzegging geen einde is gekomen en zij bereid en in staat is de overeengekomen werkzaamheden te verrichten.
3.3
FCCA voert hiertegen verweer, met vordering – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van [Eiseres] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
In deze zaak dient ervan uitgegaan te worden dat tussen [Eiseres] en FCCA een arbeidsovereenkomst bestaat conform het Addendum Voortzetten Overeenkomst. Het is immers op grond van de in dat contract opgenomen voorwaarden dat FCCA de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Waar FCCA in dit geding opnieuw aan de orde zou bedoelen te stellen dat partijen geen (nadere) arbeidsovereenkomst zijn aangegaan is dat in strijd met de goede procesorde. Daarover heeft de voorzieningenrechter al (voorlopig) geoordeeld en die zaak wordt nu in hoger beroep beslist. Dat wordt niet anders waar er nu in de bodemzaak van een collega van [Eiseres] die in ongeveer dezelfde positie verkeerd getuigen zijn gehoord. Gesteld noch gebleken is dat deze personen niet ook voor het kort geding in 2016 schriftelijke verklaringen hadden kunnen afleggen of ter zitting hadden kunnen worden gehoord als informant.
4.2
Aangezien sprake is van een nieuw feit ten opzichte van de casus waarover werd geoordeeld in kort geding op 9 november 2016, [Eiseres] is immers ontslagen, is [Eiseres] ontvankelijk. Van haar kan niet worden verlangd dat zij de vraag of (voorshands) nog sprake is van een arbeidsovereenkomst pas aan de orde laat stellen in een executiegeschil nadat op basis van het vonnis van 9 november 2016 beslag zou zijn gelegd.
4.3
FCCA beroept zich er allereerst op dat de nietigheid van het ontslag te laat is ingeroepen. De fax waarmee dat gebeurde werd op 12 juli 2017 om 19:04 door haar ontvangen. Dat betoog faalt. De omstandigheid dat het kantoor van FCCA dicht was op het moment dat de fax werd ontvangen en niemand van de inhoud daarvan dus kennis nam betekent niet dat het bericht niet is ontvangen in de zin van artikel 3:37 BW.
4.4
Uit de aard van de vordering vloeit in beginsel het spoedeisend belang van [Eiseres] voort. Dat zij van FCCA een vergoeding heeft gekregen van bijna Afl. 50.000, in verband met de – in de ogen van FCCA rechtsgeldige – beëindiging van de arbeidsovereenkomst en daarnaast aan haar spaartegoed is uitgekeerd doet daaraan niet af. Niet gemotiveerd betwist is dat [Eiseres] daarvan inmiddels niets meer over heeft. Door die uitkering en het spaargeld te accepteren heeft [Eiseres] niet het vertrouwen gewekt dat zij alsnog akkoord was met beëindiging van de arbeidsovereenkomst of zich daarbij neerlegde. Uit de proceshouding van [Eiseres] blijkt afdoende van het tegendeel. FCCA mocht op iets anders niet vertrouwen. [Eiseres] geniet ten slotte nog steeds geen pensioen omdat zij de uitkering daarvan in verband met deze kwestie juist heeft uitgesteld tot haar 65-ste levensjaar.
4.5
Niettegenstaande de in het Addendum opgenomen mogelijkheid voor FCCA om de arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen geldt dat zij voor die beëindiging, op straffe van nietigheid daarvan, ook toestemming moet hebben van de Directeur van de Directie Arbeid (artikelen 4 en 7 Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten). Die toestemming heeft FCCA niet. In dit kort geding moet er daarom voorshands vanuit worden gegaan dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat en FCCA gehouden is het overeengekomen loon te betalen zolang [Eiseres] bereid is het overeengekomen werk te verrichten.
4.6
De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 15%.
4.7
Als de in het ongelijk te stellen partij zal FCCA de proceskosten van [Eiseres] moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt FCCA om aan [Eiseres] het overeengekomen loon vanaf 12 juli 2017 door te betalen totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
veroordeelt FCCA tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7A:1614q BW, gematigd tot 15%;
veroordeelt FCCA tot betaling van de wettelijke rente over het verschuldigde loon steeds vanaf de datum waarop dat verschuldigd werd tot het moment van betaling;
veroordeelt FCCA in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [Eiseres] worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht, Afl. 213,79 aan explootkosten en Afl. 1.500, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 december 2017 in aanwezigheid van de griffier.