ECLI:NL:OGEAA:2017:974

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
15 december 2017
Zaaknummer
E.J. no. 1117 van 2017/AUA201701052
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en valse reden in arbeidsrelatie

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap Seaport Management N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, heeft verzocht om een beschikking waarbij Seaport wordt veroordeeld tot betaling van loon en schadevergoeding na een ontslag op staande voet. Seaport, vertegenwoordigd door mr. M.E.D. Brown, heeft verweer gevoerd en betwist dat het ontslag kennelijk onredelijk was.

De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift, gevolgd door een mondelinge behandeling op 7 november 2017. Tijdens deze zitting heeft de verzoekster haar standpunt toegelicht en gereageerd op het verweerschrift, waarbij videobeelden zijn bekeken. Seaport heeft ook gereageerd met een pleitnota en nadere producties.

De verzoekster stelde dat haar ontslag was gebaseerd op een valse reden, omdat de betrokken supervisor niet was ontslagen. Het Gerecht oordeelde echter dat de stelling van de verzoekster onvoldoende feitelijke grondslag had. De feiten toonden aan dat er een discussie was ontstaan tussen de verzoekster en de supervisor, die leidde tot een vechtpartij in het bijzijn van klanten. Het Gerecht concludeerde dat het ontslag niet kennelijk onredelijk was en dat de verzoekster niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van de verzoekster afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, maar verleende haar wel verlof tot kosteloos procederen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 12 december 2017
Behorend bij E.J. no. 1117 van 2017/AUA201701052
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[naam verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
SEAPORT MANAGEMENT N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Seaport,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 7 november 2017.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [verzoekster] ter zitting is verschenen samen met haar gemachtigde. Seaport is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [naam X], mw. [naam Y] en dhr. [naam B] (respectievelijk General Manager, Director Operations en medewerker van de camera afdeling van Seaport). [verzoekster] heeft gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op het verweerschrift en de daarvan deeluitmakende op zitting bekeken bij partijen genoegzaam bekende videobeelden. Seaport heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op die reactie van [verzoekster], en dat onder overlegging van een pleitnota voorzien van toegelaten nadere producties.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [verzoekster] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking Seaport veroordeelt:
a. om aan [verzoekster] te betalen “
terzake van opzegging en cessantia” 1 maand en 16 dagen loon, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 30 mei 2017;
b. om aan [verzoekster] te betalen “
terzake van schadevergoeding een bedrag gelijk aan haar gebruikelijke loon vanaf 22 maart 2017 tot de dag dat verzoekster wederom inkomen uit arbeid geniet”, dan wel tot een andere door het Gerecht te bepalen datum, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 30 mei 2017;
c. in de proceskosten.
2.2
Seaport voert verweer en concludeert dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, althans tot afwijzing of ontzegging daarvan, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [verzoekster] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan haar zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
3.2
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van Seaport wordt daarom verworpen.
3.3
Vast staat tussen partijen het volgende. [verzoekster] is op 21 december 2014 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van Seaport als casinodealer tegen een laatstelijk genoten maandloon van Afl. 2.637,32 en een gemiddelde fooi van US$ 600,-- per maand. Seaport heeft [verzoekster] bij brief van 22 maart 2017 op staande voet ontslagen, in welk ontslag [verzoekster] heeft berust. Die brief vermeldt onder meer: “
On March 21, 2017 around 6:30 pm you started a discussion with your supervisor in the Pit while you were at the roulette table on the Casino Floor. The discussion started because you refused to comply with a request from your Supervisor, in addition to this insubordinate behavior, you used in appropriate language, threatened your supervisor and ended up provoking and initiating a fight with him. This accident happened in front of casino clients and your colleagues of which is unacceptable.
(…).”.
3.4
In het licht van vorenstaande stelt [verzoekster] dat het ontslag kennelijk onredelijk is omdat het is gegeven wegens een valse reden of omdat de bij het voor partijen genoegzaam bekende incident (hierna: het incident) betrokken Supervisor (hierna: de Supervisor) anders dan [verzoekster] - en hier is het [verzoekster] naar eigen zeggen vooral om te doen - niet is ontslagen. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
3.5
De stelling van [verzoekster], dat zij ontslagen is wegens een valse reden, mist in het licht van het door Seaport gemotiveerd gevoerde verweer, voldoende feitelijke grondslag. Seaport heeft immers onbestreden gesteld dat er op de bewuste dag op de werkvloer van Seaport in bijzijn van cliënten van het casino een discussie is ontstaan tussen [verzoekster] en de Supervisor, en dit naar aanleiding van de omstandigheid dat [verzoekster] het niet eens was met aan haar door de Supervisor gegeven werkinstructies. Zichtbaar is op de uitgekeken camerabeelden dat [verzoekster] aansluitend op die discussie in elk geval op fysiek dreigende wijze de Supervisor benaderd (door vrijwel tegen het lichaam van de Supervisor te gaan staan), en dat zij toen de Supervisor zekere woorden heeft toegevoegd. In het midden latende wie precies daarmee begon is uit dit alles een ordinaire vechtpartij ontstaan tussen [verzoekster] en de Supervisor, en ook dat in bijzijn van cliënten van het casino. In het licht van deze feitelijkheden valt zonder nadere uitleg, die ontbreekt, niet in te zien dat [verzoekster] is ontslagen wegens een valse reden. Het hiervoor geciteerde uit de aan [verzoekster] uitgereikte ontslagbrief dekt immers grotendeels de (naar het oordeel van het Gerecht voor [verzoekster] kenbare) lading.
3.6
De door Seaport eveneens gemotiveerd bestreden stelling van [verzoekster], dat het niet ontslaan van de bij het incident betrokken Supervisor met zich brengt dat het wel aan [verzoekster] gegeven ontslag kennelijk onredelijk is, vindt geen steun in het recht. Verwijtbaar handelen door een werknemer dat tot zijn of haar ontslag zou kunnen leiden moet - en daarin volgt het Gerecht Seaport - worden beoordeeld op zijn eigen (persoonlijke) merites en omstandigheden. Dit brengt reeds mee dat geen sprake kan zijn van gelijke gevallen die gelijk moeten worden behandeld, zoals door [verzoekster] betoogd. Immers geldt onder meer dat (1) de functie van [verzoekster] niet gelijk is aan die van de Supervisor, (2) de leeftijden en (3) de duur van het dienstverband van die twee nogal verschillen, en (4) dat [verzoekster] anders dan de Supervisor bepaaldelijk geen vrijwel vlekkeloos arbeidsverleden heeft bij Seaport. Het beroep van [verzoekster] op het gelijkheidsbeginsel faalt.
3.7
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [verzoekster] zullen worden afgewezen. Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
3.8 [
verzoekster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Seaport, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van tarief 5 van het liquidatietarief, ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [verzoekster] verzochte;
-veroordeelt [verzoekster] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Seaport, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verleent aan [verzoekster] verlof tot kosteloos procederen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 december 2017.