ECLI:NL:OGEAA:2017:969

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 december 2017
Publicatiedatum
13 december 2017
Zaaknummer
613 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens niet doen van aangifte en gebruik van vervalste geschriften

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte beschuldigd van het niet doen van aangifte op basis van de Algemene landsverordening belastingen en het gebruik van vervalste geschriften. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 15 november 2017, waarbij de verdachte afstand deed van haar recht op rechtsbijstand. De officier van justitie, mr. A. Erades, eiste vrijspraak voor het primair tenlastegelegde en een geldboete van Afl. 5.000,- of 100 dagen vervangende hechtenis, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren. De tenlastelegging omvatte het niet indienen van aangiften voor de jaren 2013 en 2014 en het gebruik van vervalste kwitanties van de SVB en de belastingdienst.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het gerecht oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de subsidiaire tenlasteleggingen. De verdachte had meermalen nagelaten aangifte te doen, wat leidde tot financiële schade voor het Land Aruba. Ook had zij gebruik gemaakt van vervalste kwitanties, wat het vertrouwen in de juistheid van dergelijke documenten ondermijnde.

De rechter oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, die voorwaardelijk werd gegeven, evenals een geldboete van Afl. 5.000,- waarvan een deel voorwaardelijk was. De rechter hield rekening met de draagkracht van de verdachte en de gevolgen van haar handelen voor de samenleving.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1958 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2017. De verdachte is verschenen en heeft uitdrukkelijk afstand gedaan van haar recht op rechtsbijstand.
De officier van justitie, mr. A. Erades, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 2 primair vrij te spreken en ter zake van de feiten 1 en 2 subsidiair te veroordelen tot een geldboete van Afl. 5.000,-, dan wel 100 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
zij, in de
periode van 9 september 2013 tot en met 1 december 2015, in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) al dan niet opzettelijk een of meer ingevolge de Algemene landsverordening belastingen verplichte en aan haar uitgereikte aangiften, te weten:
-aangiften inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen betreffende de jaren 2013 en 2014,
-aangiften loonbelasting/premies volksverzekeringen betreffende de maanden van augustus 2013 tot en met augustus 2015,
-aangiften op bedrijfsomzetten/bestemmingsheffing AZV betreffende de maanden van augustus 2013 tot en met augustus 2015,
niet binnen de gestelde termijn, immers in het geheel niet, heeft gedaan/ingediend, ten gevolge waarvan het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor het Land heeft kunnen ontstaan;
Artikel 68 lid 1 onder a juncto lid 2 Algemene Landsverordening Belastingen
Feit 2
zij in of omstreeks de periode van
1 november 2014 tot en met 31 december 2015te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
9 kopie kwitanties van de SVB Aruba (bijlage [nummer]) en/of 20 kopie kwitanties van Departemento di Impuesto (bijlage [nummer]), elk een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen, als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, immers, heeft zij verdachte en/of haar mededader telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op voornoemde geschriften - zakelijk weergegeven - vermeld en/of doen vermelden:
-bedragen die aan de SVB Bank Aruba en/of Servicio di Impuesto betaald zouden zijn door verdachte en/of het bedrijf van verdachte,
-persoonsnummers die niet overeenkomen met het persoonsnummer van verdachte,
-kwitantienummers die niet voorkomen bij de SVB Bank Aruba en/of Servicio di Impuesto,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
artikel 2:184 lid 1 wetboek van strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling of bewezenverklaring mocht of zou kunnen leiden
zij in of omstreeks de periode van
1 november 2014 tot en met 31 december 2015te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen gebruik maken van valse of vervalste geschriften, te weten
9 kopie kwitanties van de SVB Aruba (bijlage [nummer]) en/of 20 kopie kwitanties van Departemento di Impuesto (bijlage [nummer]),
(elk) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken en/of doen gebruikmaken hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader voornoemde geschriften heeft ingeleverd en/of doen inleveren bij haar opdrachtgever Serlimar,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in voornoemde geschriften is vermeld:
-bedragen die aan de SVB Bank Aruba en/of Servicio di Impuesto betaald zouden zijn door verdachte en/of het bedrijf van verdachte,
-persoonsnummers die niet overeenkomen met het persoonsnummer van verdachte,
-kwitantienummers die niet voorkomen bij de SVB Bank Aruba en/of Servicio di Impuesto;
artikel 2:184 lid 2 wetboek van strafrecht

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal, zoals gevorderd door de officier van justitie, de verdachte daarvan vrijspreken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
1. zij, in de
periode van916september 2013 tot en met 1 december 2015, in Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
) al dan nietopzettelijk
een of meermeerdereingevolge de Algemene landsverordening belastingen verplichte en aan haar uitgereikte aangiften, te weten:
-aangiften inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen betreffende de jaren 2013 en 2014,
-aangiften loonbelasting/premies volksverzekeringen betreffende de maanden van augustus 2013 tot en met augustus 2015,
-aangiften op bedrijfsomzetten/bestemmingsheffing AZV betreffende de maanden van augustus 2013 tot en met augustus 2015,
niet binnen de gestelde termijn, immers in het geheel niet, heeft gedaan/ingediend, ten gevolge waarvan het gevolg zou kunnen zijn dat nadeel voor het Land heeft kunnen ontstaan;
2. zij in
of omstreeksde periode van
1 november 2014 tot en met31 december18 september2015te Aruba,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk gebruik heeft gemaakt
en/of heeft doen gebruik makenvan
valse ofvervalste geschriften, te weten
9 kopie kwitanties van de SVB Aruba (bijlage [nummer]) en/of 20 kopie kwitanties van Departamento di Impuesto (bijlage [nummer]),
zijnde(elk
)een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die
/datgeschrift
(en
) (telkens
)echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken
en/of doen gebruikmakenhierin dat zij, verdachte,
en/of haar mededadervoornoemde geschriften heeft ingeleverd
en/of doen inleverenbij haar opdrachtgever Serlimar,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in voornoemde geschriften is vermeld:
-bedragen die aan de SVB Bank Aruba en/ofServicio di Impuesto betaald zouden zijn door verdachte en/of het bedrijf van verdachte,
-persoonsnummers die niet overeenkomen met het persoonsnummer van verdachte,
-kwitantienummers die niet voorkomen bij de SVB Bank Aruba en/ofServicio di Impuesto.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Feit 2 subsidiair
Uit het dossier komt het volgende naar voren. Verdachte heeft een eenmanszaak ‘[naam eenmanszaak]’ en is per [datum] 2013 een overeenkomst met Serlimar aangegaan voor het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden in de buurten hier te lande. Om betaling te ontvangen voor de door haar onderneming geleverde prestaties, dient verdachte maandelijks bewijzen van betaling van de premies volksverzekeringen, ziekteverzekeringen en belasting op bedrijfsomzetten, alsmede de loonstroken aangaande haar personeel, bij Serlimar te overleggen. Verdachte heeft aan dit vereiste voldaan.
Het Fiscaal inlichtingen- en opsporingsteam (F.i.o.t.) heeft onderzoek verricht naar onder meer de door verdachte gedane aangiften loonbelasting en de belasting op bedrijfsomzetten. Het onderzoek is verricht omdat verdachte op de verzamelstaat derden van Serlimar over de jaren 2013 en 2014 voorkwam als ondernemer, die onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden voor Serlimar heeft uitgevoerd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat verdachte deels aan haar aangifteverplichtingen heeft voldaan. Nader onderzoek naar de aan Serlimar overgelegde kwitanties loonbelasting/premies volksverzekeringen en belasting op bedrijfsomzetten heeft uitgewezen dat de tenaamstelling van de verdachte op die kwitanties afwijkt van die welke de ontvanger der belastingen placht te vermelden. Tevens komen de op een aantal kwitanties vermelde persoonsnummers niet overeen met het aan de verdachte toegekende persoonsnummer, terwijl op meerdere kwitanties hetzelfde (unieke) kwitantienummer voorkomt. Uit het onderzoek blijkt tevens dat meerdere bij Serlimar ingeleverde kwitanties inzake de betaling van svb-premies hetzelfde (unieke) kwitantienummer bevatten en dat het gebruikte persoonsnummer niet dat van verdachte is. Uit de verklaring van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] komt naar voren dat verdachte, behoudens ziekte, de kwitanties persoonlijk bij Serlimar indiende.
Verdachte heeft zowel bij het F.i.o.t. als ter terechtzitting verklaard ‘[A]’ te hebben ingeschakeld om voor haar alle benodigde bescheiden omtrent de belastingen/premies in te vullen en die verder af te handelen, inclusief het indienen van de desbetreffende betalingsbewijzen bij Serlimar. Volgens verdachte liet zij alles aan [A] over, zij ondertekende slechts de ingevulde bescheiden. [A] is aldus verdachte degene die de kwitanties moest hebben vervalst en hebben ingeleverd bij Serlimar. Voorts heeft verdachte tijdens het verhoor ten overstaan van het F.i.o.t. onder meer verklaard dat zij de administratie bijhoudt.
Het gerecht stelt vast, mede op grond van de bevindingen van het F.i.o.t. en de verklaring van de verdachte, dat verdachte zelf haar administratie bijhield en wel degelijk op de hoogte was dat zij belasting- en premieplichtig was. Het gerecht concludeert dat verdachte wist dat de betreffende belasting en premies niet aan het Land Aruba waren overgedragen. Voorts concludeert het gerecht, gelet op voormelde F.i.o.t.-bevindingen, dat de bij Serlimar op naam van de verdachte ingediende kwitanties werden vervalst.
Het gerecht is, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, van oordeel dat verdachte door de op haar naam gestelde kwitanties niet vóór hun indiening bij Serlimar aan controle te onderwerpen, zich aan de aanmerkelijke kans heeft blootgesteld dat die kwitanties vervalst waren en van die kwitanties gebruik heeft gemaakt om door Serlimar te worden uitbetaald. Het gerecht neemt hierbij in aanmerking dat verdachte geen achternaam, telefoonnummer of andere gegevens van [A] kon benoemen. Het gerecht hecht, mede gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], geen geloof aan verdachtes stelling dat ‘[A]’ degene was die de vervalste kwitanties bij Serlimar inleverde.
Het verweer van verdachte wordt derhalve verworpen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Op 15 februari 2014 is een nieuw Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 2012 no. 24, gewijzigd bij AB 2014 no. 11) in werking getreden. Bij de invoering is niet voorzien in overgangsrechtelijke bepalingen, zodat de daarin neergelegde voorschriften onmiddellijk van toepassing zijn geworden. Voor zover de in de tenlastelegging beschreven feiten zijn begaan vóór deze datum, geldt evenwel het navolgende.
Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van dit wetboek is geen feit strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. In het tweede lid van dit artikel is voorts bepaald dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast. Deze artikelleden, in onderlinge samenhang bezien, brengen mee dat, voor zover de bepalingen van dit wetboek omtrent de strafwaardigheid van een delict of de zwaarte van de daarop bedreigde sanctie niet gunstiger zijn dan die, welke golden ten tijde van het tijdstip of de periode waarop de aan de verdachte verweten feiten volgens de tenlastelegging zijn gepleegd, de op dat moment geldende bepalingen dienen te worden toegepast. Indien zich naar het oordeel van het gerecht een dergelijk geval voordoet zal dit in dit vonnis, voor zover relevant en niet uitdrukkelijk nader gemotiveerd, tot uitdrukking komen in de kwalificatiebeslissing en de vermelding van de bij de oplegging van een straf of maatregel toegepaste wettelijke voorschriften.
Het bewezenverklaarde levert op:
1: Opzettelijk niet binnen de gestelde termijn doen van aangifte als bedoeld in artikel 6 van de Algemene landsverordening belastingen, terwijl het gevolg hiervan zou kunnen zijn dat nadeel voor het Land kan ontstaan meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 68, tweede lid juncto eerste lid, aanhef en onder a, van die Landsverordening, zoals die luidde vóór 15 februari 2014, én bij artikel 68, tweede lid juncto eerste lid aanhef en onder a, van voormelde Landsverordening.
2 subsidiair: Opzettelijk gebruik maken van het vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 2:184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:184, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaren meermalen nagelaten aangifte te doen van de door haar en/of haar eenmanszaak verschuldigde inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en belasting op bedrijfsomzetten. Als gevolg hiervan heeft verdachte de haar aan het Land Aruba verschuldigde geldbedragen niet overgedragen en daarmee het Land financiële schade berokkend. Door verdachtes handelwijze is ook de gehele samenleving fors benadeeld. Ook heeft verdachte de algemene belastingmoraal ernstig ondermijnd. Verdachte is erop uit geweest geldelijk gewin te behalen, zonder zich daarbij te laten weerhouden door de gevolgen.
Voorts heeft verdachte gedurende ruim een jaar meermalen gebruik gemaakt van vervalste kwitanties van de Sociale Verzekerings Bank Aruba (SVB) en van de belastingdienst, teneinde betalingen van Serlimar voor de door haar en/of haar eenmanszaak uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden, te bewerkstelligen.
Verdachte heeft door deze gedraging financieel profijt getrokken en daarbij Serlimar benadeeld. Ook het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen, is door verdachtes handelingen geschaad.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat zij nooit eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Ook in haar voordeel geldt dat zij deels openheid van zaken heeft gegeven.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur en een geldboete. Het gerecht zal de gevangenisstraf en een deel van de geldboete voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken. Voorts neemt het gerecht bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete in aanmerking verdachtes draagkracht, nu uit het verhandelde ter terechtzitting naar voren is gekomen dat zij door haar gezondheidstoestand en haar financiële toestand in mindere mate in staat is in haar levensonderhoud te voorzien.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:19. 1:20, 1:54, 1:55, 1:58, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van drie
(3) maanden;
beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt ;
veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van vijfduizend florin (Afl. 5.000,-);
beveelt dat een gedeelte van dit bedrag, groot
tweeduizend florin (Afl. 2.000,-)niet zal worden geëxecuteerd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat bij gebreke van betaling of verhaal vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
zestig (60) dagen. In geval van executie van het voorwaardelijk deel van de geldboete zal voor dat deel vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van
veertig (40) dagen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.M. de Werd en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 6 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.