ECLI:NL:OGEAA:2017:942

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
Aua201701201
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing vergunning tijdelijk verblijf

In deze zaak heeft appellante, verblijvend in Aruba, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf door de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De afwijzing vond plaats op 3 februari 2017, waarna appellante op 15 februari 2017 bezwaar heeft gemaakt. Aangezien er geen beslissing op het bezwaar volgde, heeft appellante op 23 juni 2017 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Tijdens de procedure heeft verweerder op 30 augustus 2017 een verweerschrift ingediend, waarin werd vermeld dat de beslissing van 3 februari 2017 was heroverwogen en dat er positief was beslist op het verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf. Het gerecht overweegt dat, gezien deze heroverweging, het belang van appellante aan het beroep is komen te ontvallen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechter heeft tevens gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,= aan haar wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Jansen op 4 december 2017, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 4 december 2017
Aua201701201
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
verblijvend in Aruba,
APPELLANTE,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.D. van Wilgen (DIMAS).

1.HET PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 3 februari 2017 heeft verweerder een verzoek van appellante om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen, afgewezen.
Daartegen heeft appellante op 15 februari 2017 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 23 juni 2017 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Op 30 augustus 2017 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellant tijdig in beroep is gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaarschrift.
2.2
Ingevolge artikel 32, aanhef en onder a, kan het gerecht onmiddellijk uitspraak doen indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2.3
In het verweerschrift is vermeld dat de beslissing van 3 februari 2017 is heroverwogen en dat op het verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf, positief is beslist. Onder deze omstandigheden is het belang aan het beroep komen te ontvallen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4
Met de verlening van de vergunning dient de in beroep bestreden fictieve afwijzende beschikking door verweerder ten voordele van appellante ingetrokken dan wel gewijzigd te worden geacht. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding te gelasten dat het betaalde griffierecht wordt teruggeven (artikel 30, tweede lid, van de Lar).
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,= aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 4 december 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).