ECLI:NL:OGEAA:2017:941
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen afwijzing vergunning tijdelijk verblijf
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een beroep dat is ingesteld door de appellant, in zijn hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige zoon, tegen de afwijzing van een verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf. De afwijzing vond plaats op 6 maart 2017, waarna de appellant op 28 maart 2017 bezwaar heeft gemaakt. Het uitblijven van een beslissing op dit bezwaar leidde tot het indienen van een beroep op 21 juni 2017. Tijdens de zitting op 23 oktober 2017 heeft de raadsman van de appellant verzocht om teruggave van het griffierecht.
Het gerecht heeft overwogen dat de appellant tijdig in beroep is gekomen. Echter, in het verweerschrift is aangegeven dat de beslissing van 6 maart 2017 is heroverwogen en dat er positief is beslist op het verzoek om een vergunning tot tijdelijk verblijf voor de minderjarige zoon. Hierdoor is het belang van de appellant aan het beroep komen te ontvallen, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechter heeft tevens bepaald dat het door de appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,= aan hem moet worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen en is openbaar uitgesproken op 4 december 2017. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.