ECLI:NL:OGEAA:2017:939

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
LAR nr. 1548 van 2016 / AUA201600477
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift wegens te late indiening

In deze zaak heeft appellante bezwaar ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, waarbij haar aanvraag voor een verblijfsvergunning tot tijdelijk verblijf als gepensioneerde is afgewezen. Het bezwaar is door de minister op 17 mei 2016 niet-ontvankelijk verklaard, waarna appellante op 29 juni 2016 beroep heeft ingesteld. De zitting vond plaats op 31 oktober 2016, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat, mr. D.L. Emerencia.

De kern van het geschil betreft de vraag of appellante het bezwaarschrift tijdig heeft ingediend. Appellante stelt dat zij de beschikking pas op 21 maart 2016 heeft ontvangen, en dat zij het bezwaarschrift zo spoedig mogelijk heeft ingediend. De rechter overweegt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de datum van de beschikking. Aangezien de beschikking gedateerd is op 10 december 2015, eindigde de bezwaartermijn op 21 januari 2016. Appellante heeft het bezwaarschrift echter pas bijna drie weken na ontvangst van de beschikking ingediend, wat niet voldoet aan de vereiste spoed.

De rechter concludeert dat appellante geen omstandigheden heeft aangevoerd die haar late indiening kunnen rechtvaardigen. Daarom heeft de minister het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechter verklaart het beroep ongegrond, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 4 december 2017
LAR nr. 1548 van 2016 / AUA201600477
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
wonend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
gericht tegen:
de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Op 8 april 2016 heeft appellante bezwaar ingesteld tegen de beschikking van verweerder van 10 december 2015, waarbij de aanvraag van appellante tot verlening van een verblijfsvergunning tot tijdelijk verblijf om als gepensioneerde hier te lande te verblijven, is afgewezen.
1.2
Bij beslissing op bezwaar van 17 mei 2016 is het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft appellante op 29 juni 2016 beroep ingesteld.
1.3
De zaak is behandeld ter zitting van 31 oktober 2016, waarbij zijn verschenen appellante bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
1.4
Hierna is uitspraak nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Appellante kan zich niet verenigen met de bestreden beslissing op bezwaar en heeft zich op het standpunt gesteld dat de beschikking haar pas op 21 maart 2016 heeft bereikt en dat zij hierna zo spoedig mogelijk als verlangd kon worden het bezwaarschrift heeft ingediend.
2.2
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die, waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, derde lid, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
2.3
De afwijzing is gedagtekend 10 december 2015. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen die beschikking op 11 december 2015 aangevangen en op 21 januari 2016 geëindigd.
Niet in geschil is dat appellante deze beschikking eerst op 21 maart 2016 heeft ontvangen. Op dat tijdstip was de bezwaartermijn reeds verlopen dus indiening binnen die termijn kon van appellante niet worden gevergd. Appellante heeft het bezwaarschrift na verloop van bijna drie weken na ontvangst van de beschikking, ingediend.
2.4
Volgens bestendige jurisprudentie van het Hof is in het geval de beschikking pas na het verstrijken van de bezwaartermijn door de indiener is ontvangen, een bezwaarschrift met toepassing van artikel 12, derde lid van de Lar, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden ingediend, wanneer het binnen twee weken nadien is ingediend. [1]
2.5
Nu appellante het bezwaarschrift pas na bijna drie weken na de ontvangst van de beschikking heeft ingediend, is het niet zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden ingediend. Appellante heeft geen omstandigheden aangevoerd die aan het voorgaande af doet. Verweerder heeft het bezwaarschrift derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.6
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 4 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Bij ontstentenis van de rechter alleen door de griffier ondertekend.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).

Voetnoten

1.Vergelijk Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba,18 december 2009, ECLI:NL:OGHNAA:2009:BN6821; Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 28 mei 2012, zaaknummer HLAR 50867/11