Uitspraak
[Eiser 11],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 22 november 2017 een vonnis uitgesproken in de zaak A.R. 2124 van 2016. De eisers, bestaande uit meerdere personen wonende in Aruba en de Verenigde Staten, vorderden betaling van Afl. 86.112,19 vermeerderd met wettelijke rente van de openbare rechtspersoon Land Aruba. De vordering was gebaseerd op een vaststellingsovereenkomst van 22 december 2015, waarin het Land zich had verplicht om de door de eisers gemaakte advocatenkosten te betalen. Het Land heeft echter slechts een deel van deze kosten voldaan en heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering, behalve dat het bezig was met betaling.
Tijdens de procedure bleek dat het Land op verschillende momenten bedragen had voldaan aan de advocaat van de eisers, maar dat de oorspronkelijke hoofdsom van de vordering inmiddels was voldaan. De eisers stelden echter dat er nieuwe facturen onbetaald waren gebleven, maar hebben hun eis niet aangepast. Het Gerecht oordeelde dat eiser 11 niet ontvankelijk was in haar verzoek, omdat het Land enkel een betalingsverplichting had jegens de eisers en niet jegens eiser 11. Het Gerecht heeft de vordering tot betaling van de wettelijke rente toegewezen, met als startdatum 30 augustus 2016, en het Land veroordeeld in de kosten van de procedure. De vordering tot betaling van de nog te declareren facturen werd afgewezen wegens onbepaaldheid.
Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. J. Sap en is uitvoerbaar bij voorraad. De kosten van de procedure werden begroot op Afl. 860,- aan griffierecht, Afl. 199,90 aan explootkosten en Afl. 3.000,- aan salaris van de gemachtigde. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.