ECLI:NL:OGEAA:2017:91

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
555 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door meerdere steken in halsgebied

In deze Arubaanse strafzaak is de verdachte beschuldigd van poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 19 juni 2016, toen de verdachte het slachtoffer met een Stanley mes in de hals stak. De verdachte is op 20 januari 2017 ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara. De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, eiste een gevangenisstraf van drieënhalf jaar. De verdachte ontkende het tenlastegelegde feit, maar het gerecht heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van het slachtoffer en getuigen, vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen in de hals heeft gestoken. Het gerecht oordeelde dat er voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer aanwezig was, gezien de aard van de verwondingen en de locatie van de steken. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot doodslag en kreeg een gevangenisstraf van 42 maanden opgelegd. Het gerecht benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die langdurig zou lijden onder de gevolgen van de aanval. De uitspraak vond plaats op 10 februari 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F.M. Zara.
De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drieënhalf jaar, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd en verzocht om de verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 19 juni 2016 te Aruba, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, deze [naam slachtoffer] met een Stanley mes, althans een scherp voorwerp, meermalen, althans eenmaal in zijn nek, althans in zijn hals, althans in zijn gezicht heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 19 juni 2016 te Aruba opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer], immers heeft hij die [naam slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal met een Stanley mes, althans een scherp voorwerp in zijn nek, althans in zijn hals, althans in zijn gezicht heeft gestoken, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel,
te weten een of meer snijwond(en) en/of verminking(en) in zijn linker nek/hals en links onder zijn kaak, althans in het gezicht, heeft bekomen;
(artikel 2:275 van het Wetboek van Stafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op of omstreeks 19 juni 2016 in Aruba, opzettelijk mishandelend met een wapen, te weten een Stanley mes, althans een scherp voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal in zijn nek heeft gestoken, tengevolge waarvan deze werd gewond en/of pijn ondervond;
(artikel 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)
Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
of omstreeks19 juni 2016 te Aruba, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, deze [naam slachtoffer] met een Stanley mes,
althans een scherp voorwerp,meermalen
, althans eenmaalin zijn nek, althans in zijn hals, althans in zijn gezicht heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Afdeling Algemene Recherche, administratienummer A-01/17 D2, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 januari 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 1], hoofdagent bij voormeld korps.
1. Een proces-verbaal, bijlage 1, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 juni 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 1], respectievelijk brigadier eerste klasse en hoofdagent bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangever [naam slachtoffer], -zakelijk weergegeven-:
Op 19 juni 2016 omstreeks 03:00 uur ging “Senjor Frogs” nachtclub dicht. Toen ik naar de parkeerplaats van Senjor Frogs liep, zag ik een oranjekleurige auto rijden. Deze auto reed mij voorbij, maar stopte hierna meteen. Ik zag dat er drie mannen vanuit bedoelde auto uitstapten en in mijn richting liepen. Eén van deze mannen is de man bijgenaamd “[bijnaam 1]” en wordt ook “[bijnaam 2]” genoemd. Eén van deze mannen is de man genaamd “[naam 2e inzittende]” en de andere man is voor mij onbekend. De man die de auto bestuurde was een man die kapper is. De beschrijving van de man bijgenaamd “[bijnaam 1]” is slank postuur, ongeveer 1.73 meter lang, met kort haar. “[Bijnaam 1]” was degene die meteen op mij afkwam. “[Bijnaam 1]” had mij direct hierna met een mes in mijn nek gestoken. Hierna had “[bijnaam 1]” mij weer met het mes in mijn nek gestoken. Ik zag dat hij mij met een “Stanley” mes had gestoken. “[Bijnaam 1]” had mij met hetzelfde “Stanley” mes twee keren gestoken. De kapper kwam met een honkbalknuppel in zijn hand en hield deze omhoog alsof hij mij daarmee wilde slaan. Hij had mij echter niet geslagen. De kapper zag dat ik aan het bloeden was. De man bijgenaamd “[bijnaam 1]”, de man [naam 2e inzittende], de voor mij onbekende man en de kapper die als bestuurder optrad, stapten hierna allemaal in de oranjekleurige auto. Vervolgens reed voornoemde auto met voornoemde mannen erin weg. Ik stapte in een auto die daar stond en reed naar het hospitaal. Bij het hospitaal werd ik door een arts behandeld en hierna met spoed geopereerd. Ik heb van de artsen vernomen dat er in mijn nek en mijn sleutelbeen was gestoken. Tevens dat ik veel bloed had verloren en bijna overleden was. Momenteel ben ik opgenomen in het hospitaal. Ik kan niets eten en heb een slang in mijn keel. Ik heb veel pijn in mijn keel en nek.
2. Een proces-verbaal, bijlage 2, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 juni 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 22 juni 2016 begaven wij ons naar het Horacio Oduber Hospitaal om de aangever [naam slachtoffer] twee afzonderlijke confrontatiebladen te tonen die door het personeel van het Bureau Forensisch en Technisch Onderzoek waren opgemaakt. Op het confrontatieblad nummer 1 herkende de aangever de foto van de persoon onder nummer 5 als de verdachte bijgenaamd “[bijnaam 1]”, de man [naam verdachte], die hem op de bewuste dag met een mes had neergestoken.
3. Een proces-verbaal, bijlage 3, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 juni 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 1] voornoemd, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op 22 juni 2016 begaven wij ons naar het Dr. Horacio Oduber Hospitaal, alwaar de aangever [naam slachtoffer] is opgenomen, om hem de confrontatiebladen te tonen. Tijdens het gesprek met de aangever toonde hij ons op zijn mobiele telefoon een foto van zijn verwonding. Door mij, [verbalisant 2] werd een foto van voornoemde foto genomen en bij dit proces-verbaal als bijlage gevoegd.
4. Een proces-verbaal, bijlage 13, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 juni 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 2] voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van [naam getuige 1], -zakelijk weergegeven-:
Op 19 juni 2016 na 2.30 uur liepen [slachtoffer], nog twee mannen, [getuige 2], en ik richting de parkeerplaats bij Senjor Frogs. Ik zag dat [slachtoffer] zijn hand door het raam aan de rechterzijde van de auto stak en dat hij een onbekende man aanraakte of sloeg. Drie onbekende mannen stapten vanuit de auto. Ik zag dat twee van de mannen die vanuit de achterste zitplaatsen van die auto stapten, richting [slachtoffer] en [getuige 2] liepen. Ik zag dat één van die mannen met zijn gebalde vuist in de richting van [slachtoffer] en [getuige 2] ging slaan. Ik zag dat [slachtoffer] getracht had weg te rennen. Ik zag dat de drie mannen achter [slachtoffer] renden. Ik zag vervolgens dat de drie mannen richting de auto terug renden. [Slachtoffer] schreeuwde in hun richting: “
Bo a hinka mi. Bo a hinka mi. Bo a hinka mi.” Ik zag dat de drie mannen in de auto stapten. Vervolgens reed de auto weg. Ik zag dat [slachtoffer] een grote steekwond aan zijn nek had en dat zijn nek hevig aan het bloeden was.
5. Een proces-verbaal, bijlage 19, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 juni 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van [medeverdachte], -zakelijk weergegeven-:
Vandaag op 19 juni 2016, omstreeks 01:30 uur ging ik naar de nachtclub “Senjor Frogs”. Ik ging alleen. Ik heb de auto van mijn vriendin zijnde een roodkleurige Chevrolet Aveo op de parkeerplaats ter hoogte van de voormalige nachtclub “Confessions” geparkeerd. Hierna liep ik naar de nachtclub “Upstairs” en had een bier “Heineken” gekocht. Nadat ik het bier had gekocht liep ik terug naar mijn auto. Onderweg naar de parkeerplaats kwam ik een bekende van mij genaamd [naam bekende] tegen. [Naam bekende] was vergezeld van drie vrienden. Ik ken de vrienden van [naam bekende] niet. De omschrijving van de vrienden van [naam bekende] is als volgt. Eén van de vrienden heeft een bruine huidskleur, lang haar en slank postuur. De tweede vriend had kort haar, een blanke huidskleur en een slank postuur. De derde vriend heeft een bruine huidskleur en kort haar. [Naam bekende] en zijn drie vrienden vroegen mij om een lift. Twee van de vrienden vroegen mij om hen bij de “Olde Molen” af te zetten en [naam bekende] met de andere vriend ter hoogte van “Subway” Paradera. Vervolgens gingen wij met mijn auto. Ik trad als bestuurder van mijn auto op. [Naam bekende] stapte aan de passagierszijde in en zijn drie vrienden gingen achter zitten. Toen ik op de parkeerplaats naar de uitgang reed, zag ik de man [naam slachtoffer] staan. Toen [slachtoffer] dicht bij mijn auto kwam, had hij mijn auto met open hand tussen de portieren geslagen. Hierdoor stapten de drie vrienden en [naam bekende] meteen uit mijn auto. Ik zag dat [naam bekende] en twee van de vrienden met [slachtoffer] aan het vechten waren. De vriend met de blanke huidskleur, kort haar en slank postuur bleef naast mijn auto staan. Hij was niet betrokken bij de vechtpartij. Kort hierna stapten ze weer in mijn auto en wij reden vervolgens weg. In de auto hoorde ik de twee vrienden van [naam bekende] zeggen dat ze [slachtoffer] hadden gestoken. De vriend met de bruine huidskleur of de vriend met lang haar had in het Papiamento geschreeuwd: “Ma bora e homber”. Ik reed naar de “Olde Molen” en daar had ik de vriend van bruine huidskleur en de vriend met lang haar afgezet. Hierna reed ik richting Paradera en had ik [naam bekende] en zijn vriend die niet had gevochten op de parkeerplaats van Subway afgezet.
6. Een proces-verbaal, bijlage 21, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 28 juni 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 2] voornoemd en [verbalisant 3], brigadier bij voornoemd korps, voor zover inhoudende, als
verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte], -zakelijk weergegeven-:
Ik reed in mijn auto. Een van de mannen achter in mijn auto zei tegen mij om even te stoppen. Ik zag dat hij een man groette. Toen de man de mannen in mijn auto groette, hoorde ik dat hij een van hun “[bijnaam 2]” had genoemd.
7. Een proces-verbaal, bijlage 28, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 5 juli 2016 gesloten en getekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], respectievelijk brigadier eerste klasse en brigadier bij voormeld Korps, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [naam verdachte], -zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag twee weken geleden, nadat “Senjor Frogs” nachtclub ging sluiten, liep ik richting de parkeerplaats achter “Senjor Frogs” nachtclub. Ik zag een bekende van mij [naam bekende] in een rode auto van het merk Chevrolet. Ik had [naam bekende] om een lift gevraagd om naar “Olde Molen” te gaan. In de rode auto bevonden zich [naam bekende], de bestuurder, en twee jonge mannen en ik achter in de auto. Eén van de onbekende mannen die naast mij achter in de auto zat was een jonge man, had zwart lang haar. Op het moment dat we de parkeerplaats uitreden, zag ik dat een voor mij onbekende man richting de auto kwam lopen. Deze onbekende man kwam aan de rechterkant van de auto bij het achterportier, alwaar ik in de auto was. Ik zat achter in de auto aan de rechterkant, vlak achter de mede inzittende. Deze onbekende man kwam meteen in mijn richting en stak zijn hand via het raam die open was en sloeg mij met gebalde vuisten op mijn gezicht. Ik deed het portier van de auto open en sloeg de onbekende man met het portier terwijl ik deze open deed. Ik stapte uit de auto. Ik zag dat de andere personen die in de auto waren ook uit de auto stapten. Ik had voornoemde man twee keren met mijn gebalde vuisten geslagen. Deze onbekende man had mij ook met zijn gebalde vuisten geslagen. Vervolgens zag ik dat verschillende mensen met flessen begonnen te gooien. Hierdoor rende ik meteen naar de auto. Ik zag dat de anderen met wie ik in de auto was, naast de auto stonden. We stapten allemaal in de auto. Hierna had de bestuurder mij bij “Olde Molen” afgezet. Een van de mannen die achter in de auto zat, degene die zwart lang haar had, stapte ook vanuit de auto bij “Olde Molen”.
Bewijsoverwegingen
De verdachte ontkent dat hij het aan hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Hij heeft – samengevat – betoogd dat hij het slachtoffer weliswaar enkele vuistslagen heeft toegediend, maar dat hij het slachtoffer niet met een Stanleymes heeft gestoken. Hij verzoekt het gerecht derhalve om hem van het tenlastegelegde vrij te spreken. Het gerecht verwerpt dit verweer en overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen komt naar voren dat [naam slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) aangifte heeft gedaan tegen de verdachte. Het slachtoffer heeft de verdachte middels een fotoconfrontatie ook aangewezen als degene die hem op 19 juni 2016 met een mes heeft gestoken. Het gerecht heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer te twijfelen. Het gerecht is voorts van oordeel dat de verklaring van het slachtoffer voldoende steun vindt in de verklaring van de verdachte zelf, alsmede in de verklaringen van de medeverdachte [naam medeverdachte] en getuige [naam getuige 1].
Voorwaardelijk opzet
Het gerecht stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het slachtoffer met een Stanleymes meermalen in de omgeving van zijn hals heeft gestoken. In het algemeen geldt dat de kans dat een slachtoffer door deze gedraging van de verdachte zou kunnen overlijden naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, omdat zich in de omgeving van de hals vitale organen, zoals de halsslagader, bevinden. De gedraging van de verdachte moet naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het doden van dit slachtoffer dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg willens en wetens heeft aanvaard, terwijl van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden niet is gebleken. Het gerecht acht dan ook voorwaardelijk opzet op de dood van dit slachtoffer wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna vermeld.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 jo. artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, door het slachtoffer meerdere malen in zijn halsgebied te steken. Het handelen van de verdachte had fatale gevolgen kunnen hebben. Dat het slachtoffer niet is komen te overlijden, is niet aan de handelswijze van de verdachte te danken. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. De verdachte is voorts geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter en welk feit zich in een voor publiek toegankelijk gebied heeft afgespeeld.
Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tweeënveertig (42) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 10 februari 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.