ECLI:NL:OGEAA:2017:908

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
K.G. 71 van 2017 (AUA201701790)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over executie van een vonnis en dwangsom

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een vordering in kort geding van eiser tegen gedaagde. Eiser, vertegenwoordigd door advocaten mrs. A.A. Ruiz en I.R. Wever, verzocht om de executie van een eerder vonnis te staken en het beslag op zijn onroerende zaak op te heffen. Dit volgde op een vonnis van 2 maart 2016, waarin eiser was verboden commerciële activiteiten te verrichten zonder de benodigde vergunningen. Gedaagde had executoriaal beslag gelegd op de woning van eiser, stellende dat eiser zich niet aan het vonnis hield. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij zijn activiteiten had gestaakt en zijn vergunningsaanvraag had ingetrokken. Het Gerecht oordeelde dat eiser niet in strijd handelde met het vonnis, aangezien de bouwactiviteiten niet onder het verbod vielen en hij tijdig had gereageerd op de betekening van het vonnis. Het Gerecht wees de vorderingen van eiser toe, waarbij gedaagde werd bevolen de executie te staken en het beslag op te heffen. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan de uitspraak voldeed. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 15 november 2017
Behorend bij K.G. 71 van 2017 (AUA201701790)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[naam eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: eiser,
gemachtigden: advocaten mrs. A.A. Ruiz en I.R. Wever,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
procederend in persoon.

1.HET VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 mei 2017;
- het verzoek van [gedaagde] om de zaak weer op de rol te doen plaatsen;
- het verzoek van [eiser] om vonnis te wijzen, waarbij was gevoegd een afschrift van het vonnis in hoger beroep d.d. 19 september 2017.
De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL

2.1
Bij vonnis in kort geding van het Gerecht d.d. 2 maart 2016 is in een procedure tussen [gedaagde] en drie andere eisers en [eiser] en het Land Aruba als gedaagden (rolnummer KG 121 van 2016), onder meer [eiser] verboden om
“commerciële activiteiten op het perceel te verrichten of laten verrichten (waaronder begrepen de verhuur van één of meerdere op het perceel gelegen appartementen) zolang [eiser] niet beschikt over alle daartoe benodigde vergunningen.”Deze veroordeling is voorzien van een dwangsom van Afl. 25.000,- per dag tot een maximum van Afl. 10.000.000,-
2.2 [
gedaagde] heeft (thans niet bijgestaan door de andere eisers) op 15 november 2016 het vonnis aan [eiser] betekend. Deze is van het vonnis in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft bij uitspraak van 19 september 2017 het vonnis van het Gerecht bevestigd.
2.3
In onderhavig geschil draait het om de vraag of [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het verbod dat hem bij het vonnis was opgelegd. Op grond van die stelling heeft [gedaagde] executoriaal beslag gelegd op de woning van [eiser]. De feiten waar hij zich op beroept behelzen de bouwactiviteiten op het terrein van [eiser], waaraan [gedaagde] de invulling geeft dat deze doorgaat met het ontwikkelen van appartementen. [eiser] heeft aangevoerd dat hij zich gehouden heeft aan de inhoud van het verbod, hij op 17 november 2016 zijn verzoek om vergunningverlening tot het ontwikkelen van een commerciële activiteit heeft ingetrokken en dat de bouwwerkzaamheden slechts betrekking hebben op het realiseren van een hobbyruimte, bergruimte en sauna. Bovendien heeft hij op 24 november 2016 ook de bouwwerkzaamheden beëindigd. De vordering van [eiser] is dat [gedaagde] de executie dient te staken en het beslag dient op te heffen. [gedaagde] heeft zich gemotiveerd verweerd tegen deze vordering.
2.4
Bij de executie van een vonnis, zeker indien een veroordeling voorzien is van een dwangsom, komt het erop aan dat het voor de veroordeelde partij volstrekt duidelijk moet zijn waaraan hij zich moet houden. In het dictum van het vonnis van 2 maart 2016 is opgenomen hetgeen onder 2.1 is weergegeven. Strikt genomen betekent dit dat bouwactiviteiten daar niet (zonder meer) onder vallen. Dat zou anders kunnen liggen indien later blijkt dat de gerealiseerde ruimtes toch als appartementen worden benut, maar dat komt op dit moment niet vast te staan. [eiser] heeft binnen twee dagen na betekening (zoals het deurwaardersbevel inhield) zijn activiteiten gestaakt en aan het land laten weten dat hij zijn vergunningsaanvraag introk. Dat geeft eerder voeding aan de gedachte dat hij zich houdt aan het vonnis, dan dat hij zijn activiteiten nadien heeft voortgezet.
2.5 [
eiser] heeft voorts tekeningen overgelegd waaruit een gewijzigde bestemming van het gebouwde is af te leiden. Gesteld noch gebleken is dat dit in strijd is met het vonnis. Het vonnis houdt geen verbod in om iedere bouwactiviteit te staken, zodat het Gerecht concludeert dat [eiser] niet in strijd handelt met het vonnis. Het Gerecht merkt in dit verband op dat de dwangsommen eerst verbeurd kunnen zijn na betekening van het vonnis (art. 611a lid 3 Rv) en die betekening vond pas plaats op 15 november 2016. Op de daaraan voorafgaande periode zal het Gerecht dan ook geen acht slaan.
2.6
Het bovenstaande houdt in dat de vorderingen in na te melden zin worden toegewezen.
2.7
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Rep veroordeeld in de proceskosten.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de door hem aangevangen executie van het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 2 maart 2016 te staken en gestaakt te houden;
veroordeelt [gedaagde] tot opheffing van het beslag op de onroerende zaak te [perceelnummer] dat namens hem ten laste van [eiser] werd gelegd, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis;
bepaalt dat [gedaagde] aan [eiser] een dwangsom zal verbeuren van Afl 25.000,- per dag dat hij nalatig is om aan deze uitspraak te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van Afl. 1.000.000,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eiser] worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 225,80 aan explootkosten en Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.