ECLI:NL:OGEAA:2017:902

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
20 november 2017
Zaaknummer
415 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht met iemand die in verminderd bewustzijn verkeert

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte vrijgesproken van ontucht met een persoon die in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De zitting vond plaats op 7 juli en 27 oktober 2017, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes. De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, eiste een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De tenlastelegging betrof handelingen die de verdachte zou hebben gepleegd met het slachtoffer, die niet in staat was haar wil te bepalen of weerstand te bieden.

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting bleek dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie was ontvankelijk in zijn vervolging. De rechter heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van het slachtoffer gaven geen overtuigend bewijs dat de verdachte ontuchtige handelingen had gepleegd. Het slachtoffer had verklaard dat de verdachte op haar was geklommen, maar er was geen bewijs dat hij op haar was gaan liggen of dat hij seksuele handelingen had verricht.

De rechter oordeelde dat, hoewel het gedrag van de verdachte laakbaar was, het niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde feit had gepleegd. Bovendien was het bestanddeel opzet niet ten laste gelegd, waardoor het feit, zelfs als bewezen, niet als strafbaar kon worden gekwalificeerd. Het gerecht sprak de verdachte vrij en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op, met onmiddellijke invrijheidstelling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2017 en 27 oktober 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Illes.
De officier van justitie, mr. W.V. Gerretschen, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd en vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 27 februari 2017 in Aruba met iemand, te weten [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat zij in staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijk onmacht verkeert, dat zij niet in staat was haar wil daaromtrent te bepalen en/of kenbaar te maken en/of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die bestaan uit of mede bestaan uit ontuchtige handelingen plegen met die [slachtoffer], door de borsten van die [slachtoffer] te betasten of aan te raken terwijl hij, verdachte met ontklede onderlichaam op die [slachtoffer] lag.
(artikel 2:202 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte in de bewuste nacht het huis van het slachtoffer is binnengedrongen, naast het slachtoffer op haar bed is gaan liggen en haar buik heeft omhelsd. Dat de verdachte de ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft gepleegd is echter niet komen vast te staan. Zo blijkt uit de verklaringen van het slachtoffer niet dat de verdachte op haar is gaan liggen. Zij heeft verklaard dat, nadat zij wakker was geworden en om hulp was gaan schreeuwen, de verdachte op haar was geklommen en haar begon te wurgen en tegen haar zei dat zij tegen haar huisgenoot moest zeggen dat het ok was en dat zij weg moest gaan. Uit het op het slachtoffer klimmen kan niet worden afgeleid dat de verdachte op het slachtoffer is gaan
liggen. Voorts heeft het slachtoffer verklaard dat zij de verdachte, nadat hij op haar was geklommen, van zich afduwde en dat (alleen) tijdens die worsteling de verdachte haar borsten raakte. Hieruit kan niet de conclusie worden getrokken dat de verdachte op dat moment ontuchtig heeft gehandeld door haar borsten te betasten of aan te raken. Bovendien heeft het slachtoffer in haar derde verklaring verklaard dat de verdachte geen seksuele handelingen met haar heeft verricht en dat zij niet weet of hij haar heeft aangeraakt. Overigens is ook niet geheel duidelijk geworden of de verdachte met ontkleed onderlichaam in bed is gaan liggen en/of op het slachtoffer is geklommen, aangezien het slachtoffer hierover heeft verklaard dat zij tijdens het wegduwen zijn (slappe) penis heeft gevoeld en daaruit afleidde dat hij halfnaakt was, terwijl zij nadien heeft verklaard dat zij niet wist of zijn broek naar beneden was. Het slachtoffer heeft verder niet verklaard dat de verdachte zich heeft aangekleed voordat hij, met zijn broek aan, de kamer uitvluchtte.
Uit het voorgaande vloeit voort dat, hoe laakbaar de verdachte ook heeft gehandeld, niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het feit zoals dit ten laste is gelegd heeft gepleegd.
Ten overvloede overweegt het gerecht nog dat het bestanddeel opzet, zoals opgenomen in de delictsomschrijving van artikel 2:202 lid 1, niet ten laste is gelegd, waardoor het feit, zo al bewezen, niet gekwalificeerd had kunnen worden als een strafbaar feit.

12.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M. Schoemaker en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 10 november 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.