ECLI:NL:OGEAA:2017:898

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
AUA201702408
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake vergunning tot tijdelijk verblijf voor Venezolaanse verzoeker

In deze zaak heeft de Venezolaanse verzoeker, verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) tegen de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie. De minister had op 16 augustus 2017 een verzoek van de verzoeker om een vergunning tot tijdelijk verblijf afgewijzen, met als argument dat de verzoeker niet voldoende middelen van bestaan had en dat de functie niet overeenkwam met de bedrijfsdoelstellingen van de beoogde werkgever, Bashaka Services & Enterprises N.V.

De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 oktober 2017 heeft de verzoeker in persoon verklaard dat hij al sinds juli 2015 een arbeidsovereenkomst heeft met Bashaka Services & Enterprises N.V. en dat deze onderneming geen uitzendbureau is, maar een schoonmaak- en onderhoudsbedrijf. De verzoeker heeft ook bewijsstukken overgelegd, waaronder salarisstroken en een arbeidsovereenkomst, waaruit blijkt dat hij een voltijds dienstverband heeft.

De rechter heeft geoordeeld dat de afwijzing van de minister, gebaseerd op het standpunt dat de verzoeker als uitzendkracht werkzaam zou zijn, niet houdbaar is. De rechter heeft daarom bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de verzoeker wordt behandeld alsof hij in het bezit is van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf, totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar tegen de beschikking van de minister. Tevens is gelast dat het griffierecht aan de verzoeker wordt teruggestort.

Uitspraak

Uitspraak van 6 november 2017
AUA201702408
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker], van Venezolaanse nationaliteit,
verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:
de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.M. Harewood (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 16 augustus 2017 heeft verweerder een verzoek van verzoeker om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen om als
pool attendantbij bij Bashaka Services & Enterprises N.V. werkzaam te zijn afgewezen.
Op 24 augustus 2017 heeft verzoeker daartegen bezwaar gemaakt.
Op 12 september 2017 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2017, waar verzoeker in persoon en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan, ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken om in het eigen onderhoud te voorzien. Daartoe heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de beoogd werkgever van verzoeker een uitzendbureau is en hij het beleid voert dat aan buitenlandse arbeidskrachten slechts een verblijfsvergunning wordt verleend om in een specifieke functie bij een werkgever werkzaam te zijn, om aldus te garanderen dat door betrokkenen een minimuminkomen wordt genoten. Verder komt de verzochte functie van
pool attendantniet overeen met de doestellingen van de beoogd werkgever van verzoeker, aldus verweerder.
2.3
Met het verzoek beoogt verzoeker te bewerkstelligen dat het hem wordt toegestaan om, hangende de behandeling van het tegen de beschikking van 16 augustus 2017 ingediende bezwaarschrift, hier te lande te verblijven en de werkzaamheden voor Bashaka Services & Enterprises N.V. voort te zetten. Aan het verzoek heeft verzoeker onder meer ten grondslag gelegd dat het afgewezen verzoek strekte tot verlening van een derde opeenvolgende vergunning om in de desbetreffende functie voor dezelfde werkgever werkzaam te zijn. Met deze werkgever heeft hij sinds juli 2015 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een vast maandsalaris. Deze werkgever is voorts geen uitzendbureau, maar heeft als bedrijfsdoelstelling onder meer het uitoefenen van een schoonmaak- en onderhoudsbedrijf, waarvoor aan haar tevens een vergunning is verleend, aldus verzoeker. Verzoeker heeft in dit verband verwezen naar een aan deze onderneming gelieerde onderneming, Bashaka All Services, aan welke onderneming vergunning is verleend krachtens de Landsverordening terbeschikkingstelling arbeidskrachten.
2.4
Bij beschikking van 18 juli 2016 heeft verweerder aan verzoeker vergunning tot tijdelijk verblijf verleend om als
pool attendantbij Bashaka Services werkzaam te zijn, welke vergunning een geldigheidsduur had van 2 juli 2016 tot 2 juli 2017. De afwijzing is aldus gegeven op een verzoek om verlenging van voormelde vergunning tot tijdelijk verblijf. Uit een door verzoeker overgelegd uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Nijverheid van 23 augustus 2017 valt voorts af te leiden dat Bashaka Services & Enterprises N.V. sedert 12 maart 2012 in dat register is ingeschreven en onder meer als bedrijfsdoelstelling heeft het reinigen van zwembaden. Dat brengt met zich dat verweerder zich naar voorlopig oordeel bij de beschikking van 16 augustus 2017 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verzochte functie van
pool attendantniet overeen komt met de bedrijfsdoelstellingen van Bashaka Services & Enterprises N.V.
Uit een door verzoeker overgelegde arbeidsovereenkomst tussen hem en Bashaka Services & Enterprises N.V., waarbij tussen partijen is overeengekomen dat verzoeker met ingang van 2 juli 2015 als
pool attendantbij die onderneming werkzaam zal zijn, bezien in samenhang met door verzoeker overgelegde salarisstroken betreffende de periode van december 2016 tot en met september 2017, waarop telkens is vermeld dat verzoeker 36-urige werkweek heeft, valt voorts af te leiden dat verzoeker een voltijds dienstverband heeft bij Bashaka Services & Enterprises N.V.
Onder deze omstandigheden zal de afwijzing, gegrond op het standpunt dat verzoeker als uitzendkracht werkzaam zal zijn en om die reden niet aannemelijk heeft gemaakt zelf in zijn onderhoud te kunnen voorzien, naar voorlopig oordeel in bezwaar geen stand houden. Gelet hierop, bestaat aanleiding tot het treffen van na te melden voorziening.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat in een voorlopigevoorziening-procedure geen wettelijke grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker, [verzoeker], van Venezolaanse nationaliteit, voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering wordt behandeld als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf om werkzaam te zijn voor Bashaka Services & Enterprises N.V., totdat is beslist op het door hem tegen de beschikking van verweerder van 16 augustus 2017 gemaakte bezwaar;
 gelast dat het door verzoeker gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,-- aan hem wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 november 2017, in aanwezigheid van de griffier.