ECLI:NL:OGEAA:2017:883

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
LAR nr. 2029 van 2015 (AUA201500543)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar inzake Algemene Ziektekostenverzekering

In deze zaak hebben appellanten op 28 april 2015 bezwaar gemaakt tegen een e-mailbericht van verweerder, gedateerd 17 maart 2015, waarin verweerder hen informeerde over de gevolgen van een eerder genomen beslissing. Appellanten waren van mening dat dit e-mailbericht een beschikking in de zin van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak (Lar) betrof, maar het gerecht oordeelde dat dit niet het geval was. Het gerecht stelde vast dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van twaalf weken had beslist op het bezwaarschrift, waardoor appellanten tijdig in beroep waren gekomen. De rechter oordeelde dat het e-mailbericht geen rechtsgevolg had en dus geen beschikking was. Hierdoor had verweerder het bezwaar van appellanten niet ontvankelijk moeten verklaren. Het beroep van appellanten werd gegrond verklaard, de fictieve beschikking werd vernietigd, en verweerder werd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellanten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth op 6 november 2017, en er staat hoger beroep open bij het Hof.

Uitspraak

Uitspraak van 6 november 2017
LAR nr. 2029 van 2015 (AUA201500543)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[appellant 1],
2.[appellante 2],
3.[appellante 3],
allen wondend in Aruba,
APPELLANTEN,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
gericht tegen:
het uitvoeringsorgaan Algemene Ziektekostenverzekering,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. S.E. van Spall.

1.PROCESVERLOOP

Appellanten hebben op 28 april 2015 bezwaar gemaakt tegen het e-mailbericht van verweerder van 17 maart 2015, waarin te kennen is gegeven zoals hierna onder 2.2.1 is vermeld.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar hebben appellanten op 10 september 2015 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 20 oktober 2015 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 7 maart 2016, alwaar zijn verschenen appellanten bij mr. E.R. Zeppenfeldt, occuperende voor mr. R.A. Wix, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd, en ter zitting van 25 september 2017, alwaar zijn verschenen appellant sub 1, bijgestaan door mr. E.R. Zeppenfeldt, occuperende voor mr. R.A. Wix, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Het gerecht overweegt dat appellanten tijdig in beroep zijn gekomen tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift van 28 april 2015. Daartoe wordt overwogen dat verweerder, gelet op de termijnen, vermeld in de artikelen 15, onder a, 19, eerste lid, en 20, eerste lid, van de Lar, binnen twaalf weken na indiening van het bezwaarschrift, te weten uiterlijk op 21 juli 2015, daarop een beslissing had behoren te nemen. Door niet binnen die termijn te beslissen, is verweerder op 22 juli 2015 in gebreke geraakt en is de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen het met een afwijzende beslissing gelijkgestelde uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift ingevolge artikel 27, tweede lid, van de Lar op die dag aangevangen. Het op 10 september 2015 ingekomen beroepschrift is dan ook tijdig ingediend..
2.2
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het e-mailbericht van 17 maart 2015 waartegen appellanten op 28 april 2015 bezwaar hebben gemaakt, geen beschikking in de zin van de Lar behelst.
2.2.1
Bij voormeld mailbericht van 17 maart 2015 heeft verweerder appellant sub 1 als volgt te kennen gegeven: “Geachte heer [appellante 1], Hierbij informeren wij u als volgt. Op 19 februari 2014 hebben wij het verzoek om uitzending van uw dochter op grond van artikel 25 lid 1 van de AZV voor een “Operatieve correctie van PA SVD” ontvangen. Dit verzoek hebben wij op 28 februari 2014 toegekend en hebben Fundacion Cardio Vascular in Bucaramanga aangewezen om de mitralisklep chirurgie aldaar te laten uitvoeren. Vervolgens heeft u ervoor gekozen om de ingreep op grond van artikel 25 lid 2 van de AZV wet in Boston uit te laten voeren. De consequenties van deze keuze, waarover u tevoren bent geïnformeerd en waarmee u ook bekend bent, komen voor uw eigen rekening en risico. Indien u het niet eens bent met onze beslissing kunt u daartegen een bezwaarschrift indienen.”
Het gerecht is van oordeel dat dit e-mailbericht niet gericht is op enig rechtsgevolg en aldus geen beschikking in de zin van de Lar behelst, nu verweerder daarbij slechts heeft bericht wat de consequenties zijn van de beschikking van 28 februari 2014 en de keuze van appellant sub 1 om de medische behandeling van appellante sub 3 in een andere medische aanstelling dan de bij die beschikking aangewezen instelling te doen plaatsvinden. Anders dan appellanten aanvoeren, behelst het e-mailbericht, gegeven de bewoordingen daarvan, geen beslissing op het verzoek om een medische instelling buiten Aruba aan te wijzen, op welk verzoek verweerder bovendien reeds bij voormelde beschikking van 28 februari 2014 heeft beschikt. Voor zover verweerder in het e‑mailbericht heeft vermeld dat appellant sub 1 bezwaar kan maken “indien u het niet eens bent met onze beslissing”, betreft dat onmiskenbaar de beschikking van 28 februari 2014.
Onder deze omstandigheden had verweerder het bezwaar van appellanten niet ontvankelijk moeten verklaren, zodat het beroep van appellanten in zoverre gegrond is. Gelet hierop, ziet het gerecht voorts aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien.
2.3
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de met een afwijzende beschikking gelijkgestelde fictieve beschikking op het bezwaar van appellanten;
verklaart het door appellanten tegen het emailbericht van 17 maart 2015 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellanten voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
gelast dat het door appellanten gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan hen wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 6 november 2017, in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).