ECLI:NL:OGEAA:2017:882

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
A.R. no. 1102 van 2014/AUA201400122
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake boedelscheiding en gebruiksvergoeding tussen partijen in Aruba

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een boedelscheiding tussen twee partijen, eiser en gedaagde, die beiden in Aruba wonen. De zaak is voortgekomen uit een geschil over de gebruiksvergoeding van een woning die door gedaagde eenzijdig werd bewoond. Het procesverloop tot 23 augustus 2017 is vastgelegd in een tussenvonnis, waarna een comparitie van partijen op 25 september 2017 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en bewijsstukken overgelegd.

Het Gerecht heeft in zijn vonnis van 8 november 2017 geoordeeld dat gedaagde vanaf 10 april 2008 een vergoeding verschuldigd is aan eiser voor het gebruik van de woning. De hoogte van deze vergoeding is vastgesteld op Afl. 456,42 per maand, met een totaalbedrag van Afl. 52.488,30 tot het moment van uitspraak. Daarnaast is bepaald dat de woning verkocht moet worden, met een bodemprijs van Afl. 263.500,--, en dat de netto-opbrengst van de verkoop na aftrek van de hypothecaire schuld gelijkelijk tussen partijen zal worden verdeeld.

Het vonnis bevat ook bepalingen over de toedeling van diverse goederen aan beide partijen, waaronder voertuigen en pensioenrechten. De kosten van de procedures worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het Gerecht heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Vonnis van 8 november 2017
Behorend bij A.R. no. 1102 van 2014/AUA201400122
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
Eiser,
wonende in Aruba,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R. Marchena,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Het procesverloop tot 23 augustus 2017 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 25 september 2017. Partijen zijn toen ter zitting verschenen samen met hun respectieve gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd, beiden aan de hand van nader overgelegde toegelaten producties, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Ter zake van het beroep op verjaring van [gedaagde] wordt onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.6.1 van het tussenvonnis het volgende verder overwogen. [eiser] heeft ter zitting een aan [gedaagde] gerichte brief overgelegd van 10 april 2013, waarvan [gedaagde] de ontvangst ter zitting heeft bevestigd. Bij die brief geeft [eiser] aan [gedaagde] te kennen dat zij gerekend vanaf september 2006 een vergoeding verschuldigd is aan [eiser] voor het gebruik van de woning. Die brief heeft verjaringsstuitende werking, en wel tot 10 april 2008. Alle vergoedingen voor het voor die datum liggende gebruik van de woning zijn verjaard, nu gesteld noch is gebleken dat [eiser] eerder dan met voormelde brief een verjaringsstuitende rechtshandeling heeft verricht. In zoverre slaagt het beroep op verjaring van [gedaagde]. [gedaagde] is aldus gerekend vanaf 10 april 2008 een vergoeding verschuldigd aan [eiser] voor haar eenzijdige gebruik van de woning. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die te dezen een ander oordeel kunnen dragen. Onder verwijzing naar rechtsoverweging 3.6.2 en 3.6.3 van het tussenvonnis wordt voor de vaststelling van de door [gedaagde] aan [eiser] te betalen gebruiksvergoeding het volgende verder overwogen.
2.3 [
eiser] heeft ter zitting met een productie (zijnde een uitdraai van een geautomatiseerde hypotheekberekening) onderbouwd gesteld dat onder het in aanmerking te nemen bij partijen genoegzaam bekende oude aflossingsregime het actuele saldo van de hypothecaire lening Afl. 55.637,90 zou zijn. Die stelling heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd bestreden, en komt daarom vast te staan. Aldus komt vast te staan de actuele overwaarde van de woning (320.600,-- minus 55.637,90 =) Afl. 264.962,10 bedraagt. Het voor de vaststelling van de gebruiksvergoeding in aanmerking te nemen gemiddelde van de overwaarde per augustus 2006 en die van heden bedraagt (264.962,10 + 173.197,03) : 2 = Afl. 219.079,57. Aldus bedraagt de jaarlijkse door [gedaagde] aan [eiser] te betalen gebruiksvergoeding ((5% van Afl. 219.079,57) : 2 =) Afl. 5.476,99, oftewel maandelijks (5.476,99 : 12 =) Afl. 456,42. Gerekend vanaf 10 april 2008 tot heden komt dat neer op (115 maanden x 456,42 =) Afl. 52.488,30, te vermeerderen met Afl. 456,42 voor iedere na november 2017 gelegen maand dat [gedaagde] met uitsluiting van [eiser] de woning bewoont.
2.3
Wat de woning zelf betreft wordt het volgende verder overwogen. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat zij onder de gegeven omstandigheden niet in staat is om zogezegd [eiser] uit te kopen, terwijl vast staat dat [eiser] de woning niet toebedeeld wenst te krijgen. Dat één en ander brengt mee dat de woning verkocht zal moeten worden. Partijen hebben in dat verband ter zitting eensluidend verklaard dat de woning daartoe in de verkoop wordt gezet bij makerlaardij Best Solid Real Estate, en dat de bodemprijs waarvoor de woning - zo die prijs door een derde wordt geboden - verkocht moet worden Afl. 263.500,-- bedraagt. Verder hebben partijen verklaard dat de periode waarin de woning in de onderhandse verkoop wordt gezet één jaar bedraagt gerekend vanaf de uitspraak van dit vonnis. Het Gerecht zal dienovereenkomstig beslissen, met dien verstande dat gedurende dat jaar alleen derden de woning kunnen kopen tegen voormelde bodemprijs en dat na dat jaar ieder der partijen bevoegd is om de woning zonder toestemming van de ander in het openbaar te laten verkopen. In alle gevallen zal de netto opbrengst van de verkoop van de woning verminderd met de op het moment van verkoop resterende hypothecaire schuld (zoals die zou zijn krachtens het oude aflossingsregime) bij helfte tussen partijen worden verdeeld.
2.4
Resumerende brengt één en ander in samenhang en verbinding met het tussenvonnis het volgende mee.
2.4.1
Aan [eiser] zal worden toebedeeld:
-een auto van het merk Chevrolet, model Camaro, met dien verstande dat [eiser] te dezen ten titel van overbedeling Afl. 1.750,-- verschuldigd is aan [gedaagde];
-een auto van het merk Ford, model Bronco II, met dien verstande dat [eiser] te dezen ten titel van overbedeling Afl. 1.000,-- verschuldigd is aan [gedaagde];
-de door [eiser] voor en ten tijde van het huwelijk van partijen opgebouwde pensioenrechten, en bepaalt dat [eiser] te dien aanzien niets verschuldigd is aan [gedaagde];
-eventuele aanspraken in nalatenschappen en/of andere onverdeeldheden die mogelijkerwijze tot de gemeenschap behoren en die van de zijde van [eiser] in de gemeenschap zijn gevallen, en bepaalt dat [eiser] te dien aanzien niets verschuldigd is aan [gedaagde];
-de helft van eventuele belastingrestituties over de jaren 2004, 2005 en 2006;
-(het saldo per 15 augustus 2006 ad Afl. 23.814,71 van) een geldlening bij de Aruba Bank, met dien verstande dat [gedaagde] te dezen ten titel van overbedeling (van schuld) Afl. 11.907,36 verschuldigd is aan [eiser].
-de helft van de (toekomstige) netto opbrengst van de verkoop van de woning na aftrek van de resterende hypothecaire schuld met betrekking tot die woning zoals die zou zijn onder toepassing van het bij partijen genoegzaam bekende oude aflossingsregime.
2.4.2
Aan [gedaagde] zal worden toebedeeld:
-de zich in de woning bevindende inboedel, met dien verstande dat [gedaagde] te dezen ten titel van overbedeling Afl. 1.250,-- verschuldigd is aan [eiser];
-het saldo van de bij de RBC Bank spaarrekening ad Afl. 11.453,42, met dien verstande dat [gedaagde] te dezen ten titel van overbedeling Afl. 5.726,71 verschuldigd is aan [eiser];
-de door [gedaagde] voor en ten tijde van het huwelijk van partijen opgebouwde pensioenrechten, en bepaalt dat [gedaagde] te dien aanzien niets verschuldigd is aan [eiser];
-eventuele aanspraken in nalatenschappen en/of andere onverdeeldheden die mogelijkerwijze tot de gemeenschap behoren en die van de zijde van [gedaagde] in de gemeenschap zijn gevallen, en bepaalt dat [gedaagde] te dien aanzien niets verschuldigd is aan [eiser];
-de helft van eventuele belastingrestituties over de jaren 2004, 2005 en 2006;
-de helft van de (toekomstige) netto opbrengst van de verkoop van de woning na aftrek van de resterende hypothecaire schuld met betrekking tot die woning zoals die zou zijn onder toepassing van het bij partijen genoegzaam bekende oude aflossingsregime.
2.5.1
Uit vorenstaande volgt dat [eiser] ten titel van overbedeling in totaal (1.750,-- + 1.000,-- + 11.907,36 =) Afl. 14.657,36 verschuldigd is aan [gedaagde]. Uit 3.4 en 3.5 van het tussenvonnis volgt dat [eiser] ten titel van verrekening ((136.855,04 : 2) + (22.589,71 : 2) =) Afl. 79.722,38, te vermeerderen met de helft van hetgeen [gedaagde] na maart 2017 heeft afgelost van de hypothecaire schuld van partijen met betrekking tot de woning met of onder toepassing van het oude aflossingsregime. Aldus is [eiser] in totaal Afl. 94.379,74 verschuldigd aan [gedaagde], te vermeerderen als hiervoor vermeld.
2.5.2
Uit vorenstaande volgt verder dat [gedaagde] ten titel van overbedeling in totaal (1.250,-- + 5.726,71 =) Afl. 6.976,71 verschuldigd is aan [eiser]. Uit overweging 2.3 van dit vonnis volgt dat [gedaagde] ten titel van vergoeding voor het gebruik van de woning Afl. 52.488,30 verschuldigd is aan [gedaagde], te vermeerderen met Afl. 456,42 voor iedere na november 2017 gelegen maand dat [gedaagde] met uitsluiting van [eiser] de woning bewoont. Aldus is [gedaagde] in totaal Afl. 59.465,01 verschuldigd aan [eiser], te vermeerderen als hiervoor vermeld.
2.6
Verrekening van de onder 2.5.1 en 2.5.2 vermelde totaalbedragen brengt met zich dat [eiser] aan [gedaagde] verschuldigd is (94.379,74 minus 59.465,01 =)
Afl. 34.914,73, te verminderen met Afl. 456,42 voor iedere na november 2017 gelegen maand dat [gedaagde] met uitsluiting van [eiser] de woning bewoont en te vermeerderen met de helft van hetgeen [gedaagde] na maart 2017 heeft afgelost van de hypothecaire schuld van partijen met betrekking tot de woning met of onder toepassing van het oude aflossingsregime. Het Gerecht zal bepalen dat [eiser] die schuld moet betalen aan [gedaagde] zodra de woning is verkocht, met dien verstande dat [eiser] gerekend vanaf de 10de dag na de uitspraak van dit vonnis wettelijke rente verschuldigd is aan [gedaagde] over voormeld bedrag, te verminderen en te vermeerderen zoals eveneens hiervoor vermeld.
2.7
De aard van de conventionele en de reconventionele procedure brengen met zich dat de kosten van die procedures worden gecompenseerd tussen partijen, aldus dat ieder van hen telkens de eigen kosten draagt.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
-bepaalt dat de woning van partijen moet worden verkocht;
-bepaalt dat die woning in onderhandse verkoop wordt gezet bij makelaardij Best Solid Real Estate;
-bepaalt de periode waarin de woning onderhands in de verkoop wordt gezet op één jaar gerekend vanaf de dag van de uitspraak van dit vonnis;
-bepaalt dat de bodemprijs waarvoor de woning - zo die prijs door een derde wordt geboden - verkocht moet worden op Afl. 263.500,--;
-bepaalt dat ieder der partijen bevoegd is om de woning zonder toestemming van de ander in het openbaar (op de veiling) te doen verkopen indien de woning in voormelde periode niet onderhands is verkocht;
-deelt toe aan [eiser] zoals hiervoor vermeld onder 2.4.1;
-deelt toe aan [gedaagde] zoals hiervoor vermeld onder 2.4.2;
-veroordeelt [eiser] om ten titel van overbedeling na verrekening zoals hiervoor onder 2.6 vermeld aan [gedaagde] te betalen Afl. 34.914,73, te verminderen met Afl. 456,42 voor iedere na november 2017 gelegen maand dat [gedaagde] met uitsluiting van [eiser] de woning bewoont en te vermeerderen met de helft van hetgeen [gedaagde] na maart 2017 heeft afgelost van de hypothecaire schuld van partijen met betrekking tot de woning met of onder toepassing van het bij partijen welbekende oude aflossingsregime;
-bepaalt dat [eiser] voormelde schuld moet betalen aan [gedaagde] zodra de woning is verkocht, met dien verstande dat [eiser] gerekend vanaf de 10de dag na de uitspraak van dit vonnis wettelijke rente verschuldigd is aan [gedaagde] over die schuld (te verminderen en te vermeerderen zoals hiervoor vermeld);
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte;
-compenseert de conventionele en reconventionele proceskosten tussen partijen, aldus dat ieder van hen telkens de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.