ECLI:NL:OGEAA:2017:879

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
E.J. 1085 van 2017 (AUA201700928)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over beëindiging huurovereenkomst en toestemming van de Huurcommissie

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een huurgeschil tussen [verzoeker] en [verweerder] over de beëindiging van een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte en bijbehorend appartement. De huurovereenkomst was aangegaan voor de periode van 1 mei 2012 tot 31 maart 2017. Op 24 februari 2017 heeft [verzoeker] de Huurcommissie benaderd voor toestemming om de huurovereenkomst te beëindigen, maar [verweerder] heeft zich hiertegen verzet. De Huurcommissie heeft op 13 april 2017 toestemming verleend voor de beëindiging met een opzegtermijn van 1 jaar.

[Verzoeker] heeft tegen deze beschikking beroep ingesteld, stellende dat de huurovereenkomst voor 5 jaar was en dat er twee opzegtermijnen in acht genomen moesten worden. [Verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het Gerecht overweegt dat, ondanks dat de huurovereenkomst van rechtswege eindigt, de verhuurder toestemming van de Huurcommissie nodig heeft indien de huurder in het gehuurde wil blijven. Dit is vastgelegd in de huurcommissieverordening.

Het Gerecht concludeert dat de Huurcommissie de toestemming op juiste wijze heeft verleend, rekening houdend met de gebruikelijke richtlijnen voor woon- en bedrijfsruimten. De termijn van 1 jaar voor de bedrijfsruimte is niet onredelijk, en [verzoeker] had zich tijdig moeten verzekeren van de toestemming. Het beroep van [verzoeker] tegen de beschikking van de Huurcommissie faalt, en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Beschikking van 7 november 2017
Behorend bij E.J. 1085 van 2017 (AUA201700928)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[naam verzoeker],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: advocaten mrs. Chr. Lejuez en P.A.J. van der Biezen,
tegen:
[naam verweerder],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [verzoeker];
- de gemaakte aantekeningen van de griffier van de behandeling ter zitting van 26 september 2017.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

2.1
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte en bijbehorend appartement te [adres] te Aruba. Er is sprake van een niet splitsbare overeenkomst ten aanzien van de woonruimte en de bedrijfsruimte. De overeenkomst is aangegaan voor de periode van 1 mei 2012 tot 31 maart 2017. Op 24 februari 2017 heeft [verzoeker] de Huurcommissie benaderd voor toestemming voor de beëindiging van de huurovereenkomst. [verweerder] heeft zich tegen de gevraagde toestemming verzet. Bij beschikking van 13 april 2017, verzonden op 10 mei 2017 heeft de huurcommissie de toestemming verleend en bepaald dat de opzegging c.q. beëindiging van de huurovereenkomst kon plaatsvinden met inachtneming van een opzegtermijn van 1 jaar, zoals nader omschreven in de beschikking.
2.2 [
verzoeker] heeft tegen deze beschikking tijdig beroep ingesteld en aangevoerd dat sprake was van een huurovereenkomst voor de duur van 5 jaar; [verweerder] al geruime tijd wist dat de huurovereenkomst zou eindigen; sprake is van zowel woonruimte als bedrijfsruimte en dan twee opzegtermijnen in acht zijn te nemen en bovendien de huurcommissie het verzoek van [verzoeker] ten onrechte heeft aangemerkt als een verzoek om te mogen opzeggen. [verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het Gerecht overweegt het volgende.
2.3
In art. 10 lid 2 van de huurcommissieverordening is opgenomen dat de verhuurder, ondanks het gegeven dat sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd die van rechtswege eindigt en op grond van art. 1587 BW geen opzegging nodig is, toch de toestemming van de Huurcommissie behoeft, indien de huurder in het gehuurde wil blijven. Uit het gegeven dat de huurder verweer heeft gevoerd bij de Huurcommissie kan worden afgeleid dat daarvan sprake is. Art. 1587 BW staat in de algemene bepalingen die betrekking hebben op de huurovereenkomst, zodat die niet alleen beperkt is tot woonruimte. Ook voor de beëindiging van de huur ten aanzien van het bedrijfsdeel is dus de toestemming van de Huurcommissie nodig.
2.4
De Huurcommissie heeft de toestemming verleend op grond van de bij haar gebruikelijke richtlijnen: 6 maanden voor woonruimte en 1 jaar voor bedrijfsruimte. Nu in onderhavig geval sprake is van een gemengde huurovereenkomst waarin het bedrijfsmatige element overheerst, is de gehanteerde termijn van 1 jaar niet onredelijk. Dat [verweerder] al geruime tijd op de hoogte was van het komende einde van de huurovereenkomst, laat onverlet de verplichting van [verzoeker] om zich tijdig te verzekeren van de toestemming van de Huurcommissie. Dat ligt niet in de risicosfeer van [verweerder]. Dat [verzoeker] niet om een opzegtermijn heeft gevraagd, maar om enkele toestemming om te mogen beëindigen doet verder niets af aan de bevoegdheid van de huurcommissie om aan die toestemming voorwaarden te verbinden, zoals hier is geschied.
2.5
Dit leidt ertoe dat het beroep tegen de beschikking van de Huurcommissie faalt en [verzoeker] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding zal worden veroordeeld.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [verweerder] worden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 7 november 2017 in aanwezigheid van de griffier.