ECLI:NL:OGEAA:2017:874

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
A.R. 2413 van 2016 (AUA201600750)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake schuldvordering in conventie en reconventie tussen eiseres en Aruba Bank N.V.

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, betreft het een tussenvonnis in een civiele procedure tussen een eiseres in conventie en de naamloze vennootschap Aruba Bank N.V. De eiseres heeft een verklaring voor recht gevorderd dat zij niets meer verschuldigd is aan de bank en heeft daarnaast betaling van een bedrag van Afl. 11.865,43, vermeerderd met rente en kosten, gevorderd. De bank heeft in reconventie betaling gevorderd van Afl. 12.710,96, vermeerderd met rente en kosten, op grond van een overeenkomst van geldlening die zij met de eiseres had gesloten.

De procedure is gestart met een tussenvonnis van 8 februari 2017 en heeft geleid tot een aantal schriftelijke stukken, waaronder de conclusie van antwoord in reconventie en aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen. De eiseres heeft gesteld dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat er nog een bedrag in depot is, terwijl de bank stelt dat er een achterstand in de aflossing bestaat.

Het Gerecht heeft de feiten en standpunten van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat er onduidelijkheid bestaat over de bedragen die aan de eiseres ter beschikking zijn gesteld en de betalingen die zijn gedaan. Het Gerecht heeft besloten de zaak aan te houden en de bank te verzoeken om een specificatie van het door haar gevorderde bedrag, evenals een gespecificeerde opgave van hetgeen de eiseres heeft voldaan uit hoofde van de geldlening. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting van 8 november 2017 voor verdere behandeling.

Uitspraak

Vonnis van 11 oktober 2017
Behorend bij A.R. 2413 van 2016 (AUA201600750)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES IN CONVENTIE, GEDAAGDE IN RECONVENTIE],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARUBA BANK N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: de bank,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: advocaat mr. M.H.J. Kock.

1.DE PROCEDURE IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 februari 2017;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen op 29 maart 2017;
- de akte aan de zijde van de bank;
- de contra-akte aan de zijde van [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij overeenkomst, vastgelegd in een akte van 27 april 1998, heeft [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] van Ohra Hypotheekbank N.V. geld geleend tot een bedrag van Afl. 110.000,- ten behoeve van de (ver)bouw van een woning en de aflossing van een bestaande lening bij ABN/AMRO. In de akte is opgenomen dat de lening in annuïteiten wordt afgelost. Dat betrof Afl. 1.233,04 per maand. Daarnaast blijkt uit de akte dat een risico-verzekering moest worden voldaan. Het totale bedrag dat feitelijk voor [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] beschikbaar kwam bedroeg Afl. 86.865,45. Uit door partijen overgelegde nota’s is af te leiden dat die Afl. 131,40 per maand beliep. Omdat sprake was van een zogenoemd bouwdepot, is het geleende bedrag in fases aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] betaald:
- op 27 mei 1998 Afl. 30.000,-
- op 6 augustus 1998: Afl. 25.000,-
- op 28 september 1998: 20.000,-
De andere betalingen zijn tussen partijen in geschil.
In de overeenkomst waarin het bouwdepot is geregeld is opgenomen dat over de nog niet opgenomen bedragen geen rente wordt vergoed, noch verschuldigd is.
2.2
In de eerste periode van 11 maanden heeft [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie], kennelijk volgens afspraak met Ohra en overeenkomend met de aan haar verzonden facturen, alleen de rente over de opgenomen bedragen betaald en daarnaast de premie voor de risicoverzekering voldaan.
2.3
De bank heeft als rechtsopvolger van Ohra de overeenkomst tussen Ohra en [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] voortgezet.
2.4
Bij brief van 19 april 2010 heeft de bank aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] meegedeeld dat, in verband met de periode van 11 maanden dat [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] alleen rente betaalde en niet ook de aflossing, er een achterstand in de aflossing bestond. Zij heeft aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] de mogelijkheid geboden om dit bedrag te voldoen door ophoging van de maandelijkse termijnen, dan wel door betaling van een bedrag in eens. [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] heeft bestreden dat zij na 27 april 2013 nog enig bedrag aan de bank verschuldigd was.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

3.1 [
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] vordert in conventie (samengevat) een verklaring voor recht dat zij niets meer verschuldigd is aan de bank doorhaling van de hypothecaire inschrijving en betaling van Afl. 11.865,43, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2
Aan haar standpunt legt zij ten grondslag dat zij geheel aan haar verplichtingen jegens de bank heeft voldaan en dat zich nog een bedrag van Afl. 11.865,43 in depot bevindt, waarvan zij thans betaling verlangt.
3.3
In reconventie vordert de bank, samengevat, betaling van Afl. 12.710,96 vermeerderd met rente en kosten. Volgens de bank is [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] dit bedrag nog verschuldigd uit hoofde van de met Ohra gesloten overeenkomst van geldlening.
3.4
Partijen hebben gemotiveerd verweer gevoerd tegen de wederzijdse vorderingen. op hun standpunten gaat het Gerecht, voor zover nodig, hieronder nader in.

4.DE BEOORDELING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

4.1
Allereerst is tussen partijen in geschil welk bedrag aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] ter beschikking is gesteld. Volgens de bank is dit Afl. 86.865,43 waarbij een bedrag van Afl. 7.772,82 aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] is betaald en een bedrag van Afl. 4.092,61 in mindering is gebracht op de achterstallige betalingen door [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie].
4.2
Ten aanzien van het bedrag van Afl. 7.772,82 overweegt het Gerecht dat de bank een afschrift van de cheque met daarop de handtekening van [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie]. Hiertegenover heeft [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] volstaan met een enkele ontkenning dat zij het geld heeft ontvangen. Dat is in het licht van de gebruikelijke betaalwijze en het door de bank overgelegde stuk onvoldoende, zodat het Gerecht bij de verdere berechting ervan uitgaat dat [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] over dit geld heeft beschikt.
4.3
Voor wat betreft het bedrag van Afl. 4.092,61 heeft de bank gesteld dat dit op 6 april 1999 in mindering is gebracht op achterstallige betalingen en op boetes. [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] heeft de achterstand ontkend. Het Gerecht overweegt het volgende.
4.3
Het moment waarop de bank stelt dat het bedrag aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] ter beschikking is gesteld is kennelijk in haar opvatting een fictieve, want zij brengt dit in mindering op hetgeen [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] verschuldigd is als gevolg van het niet aflossen van de lening gedurende het eerste jaar. Dat [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] hierover vóór de brief van 19 april 2010 op gewezen is, blijkt niet. Hoe zij dan boete verschuldigd kan zijn, is voor het Gerecht onduidelijk gebleven, nu zij kennelijk niet eerder op het bestaan van deze achterstand is gewezen.
4.4
Dát sprake was van een achterstand in de aflossing volgt het Gerecht echter wel: immers door in het eerste jaar alleen rente en de verzekeringspremie te voldoen, vond geen aflossing op de lening plaats. Ook heeft de bank gewezen op een betaalachterstand die blijkens een overzicht van Ohra van 4 februari 1999 sluit op Afl. 2.021,04 maar dat dit een bedrag van Afl. 4.092,61 is blijkt nergens uit. [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] heeft bij akte nog gesteld dat zij de achterstand heeft voldaan, maar legt daarvan geen bewijs over. Het Gerecht acht het niet ondenkbaar dat zij dat na zo’n lange tijd ook niet meer kan. Wel blijkt uit een overzicht van achterstallige betalingen van 3 januari 2001 dat op 27 april 1999 een vóórstand was van Afl. 10.64. Of dit na verrekening van het bedrag van Afl. 4.092,61 is, is niet te zien. Dat enige mededeling aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] is gedaan over de betaling van dit bedrag, blijkt niet.
4.5
Het Gerecht kan dus niet vaststellen dat het bedrag van Afl. 4.092,61 ook daadwerkelijk aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] ter beschikking is gesteld, zodat bij de verdere berechting het Gerecht daarvan zal uitgaan. De bank heeft als productie 7 nog een ongedateerd en ongeautoriseerd overzicht overgelegd dat steun aan haar stellingen zou moeten bieden, maar het Gerecht kan daaraan gezien het feit dat dit niet te herleiden is, geen bewijskracht toekennen. Dit leidt ertoe dat vastgesteld moet worden dat [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] - na aftrek van door haar te betalen kosten - aan de bank had moeten terugbetalen Afl. 82.772,82.
4.6
Het Gerecht kan de bank dus slechts volgen in haar stelling dat, overeenkomstig de overeenkomst met Ohra [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] een bedrag per maand had moeten voldoen van Afl. 1.233,04 aan rente en aflossing en dat [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] in de eerste elf maanden slechts heeft voldaan een bedrag van (om en nabij) Afl. 879,12. Dat is over 11 maanden Afl. 3.695,12. Hiermee is niet verrekend het bedrag van Afl. 4.092,61 waarvan dus niet kan worden uitgegaan dat dit aan [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] is voldaan. Het is voor het Gerecht voorts onduidelijk hoe de bank over elf maanden aan een bedrag van Afl. 13.563,44 komt, zoals genoemd in haar brief van 19 april 2010. Als de bank daarbij mede uitgaat van de verschuldigde verzekeringspremie stelt het Gerecht vast dat niet gebleken is dat [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] die niet steeds heeft voldaan.
4.7
Ook is het onduidelijk hoe de bank komt aan het door haar gevorderde bedrag van Afl. 12.710,96 - kennelijk herleid van een hoofdsom van Afl. 10.988,76 (productie 8 bij antwoord). Mogelijk is sprake van meerdere achterstanden - maar daarover zou meer duidelijkheid moeten komen.
4.8
Dit leidt ertoe dat het Gerecht de zaak naar de rol zal verwijzen voor een specificatie door de bank te geven van:
1. de opbouw van het door haar gevorderde bedrag;
2 een gespecificeerde opgave van hetgeen [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] heeft voldaan uit hoofde van deze geldlening.
4.9
Nu de vorderingen van [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] in conventie mede afhankelijk zijn van de door de bank te verschaffen informatie, zal het Gerecht ook in conventie de zaak aanhouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 8 november 2017 om 8:30 uur voor een akte aan de zijde van de bank (P1) waarop [eiseres in conventie, gedaagde in reconventie] vervolgens mag reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.