ECLI:NL:OGEAA:2017:87

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
E.J. nr. 2818 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de Voogdijraad

In deze beschikking van 7 februari 2017, uitgesproken door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, werd een vordering behandeld van het Openbaar Ministerie tot bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de Voogdijraad. De minderjarige, geboren in 2009, was onttrokken aan het gezag van de moeder op 4 november 2016, waarna het Openbaar Ministerie de rechter vroeg om deze voorlopige maatregel te bekrachtigen. De moeder was niet verschenen op de zitting en had geen verweerschrift ingediend. De feiten wezen op ernstige verwaarlozing van de minderjarige, waaronder het ontbreken van basisvoorzieningen zoals stroom en water, en een aanzienlijke leerachterstand. De Voogdijraad concludeerde dat er sprake was van emotionele en lichamelijke verwaarlozing, en dat de moeder niet in staat was om haar verantwoordelijkheden als gezagsdrager na te komen. De rechter oordeelde dat de gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk waren en dat het in het belang van de minderjarige was om de moeder voorlopig uit het gezag te schorsen. De beschikking verklaarde dat de toevertrouwing aan de Voogdijraad van kracht zou blijven totdat er een definitieve beslissing over de ontzetting van de moeder zou zijn genomen, en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad was.

Uitspraak

Beschikking van 7 februari 2017
behorend bij E.J. nr. 2818 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op vordering van
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de Voogdijraad
van de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats],
van wie de moeder is:
[moeder], de moeder,
wonende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- de vordering ingediend op 15 november 2016,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren van 10 januari 2017, alwaar zijn verschenen de officier van justitie, mr. Y. Pronk, en de vertegenwoordigers van de Voogdijraad, mevrouw A. Flanders en mevrouw J.M. Pietersz-Dijkhoff. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Ten aanzien van de minderjarige staat alleen het moederschap vast, zodat de moeder van rechtswege het ouderlijk gezag over de minderjarige alleen uitoefent.
2.2
Op 4 november 2016 heeft het openbaar ministerie de minderjarige aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, kan het openbaar ministerie, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, het kind aan het gezag van de ouder(s) onttrekken en alsdan voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwen. De toevertrouwing vervalt indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd.
3.2
De bekrachtiging is tijdig gevorderd, zodat de toevertrouwing nog van kracht is.
3.3
Ingevolge artikel 1:272, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter, indien de bekrachtiging tijdig is gevorderd, hetzij de teruggave van het kind aan zijn ouders bevelen, hetzij een van de beschikkingen geven, bedoeld in artikel 1:271 BW. Artikel 1:271 BW bepaalt dat de rechter, indien hij dat in het belang van het kind noodzakelijk acht, een ouder wiens ontzetting of ontheffing verzocht is, hangende het onderzoek geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over een of meer van zijn kinderen kan schorsen. Ingevolge het vierde lid vertrouwt de rechter het kind voorlopig toe aan de voogdijraad, indien de schorsing beide ouders betreft of een ouder die het gezag alleen uitoefent.
3.4
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien zich een situatie voordoet die het noodzakelijk maakt dat er met spoed wordt ingegrepen in het ouderlijk gezag. Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval sprake is van feiten die tot ontzetting of ontheffing van de moeder kunnen leiden, en die het noodzakelijk maken dat zij voorlopig geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over haar kind wordt geschorst.
3.5
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 BW dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, dan wel slecht levensgedrag. Ingevolge artikel 1:266 BW kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
3.6
Uit het rapport van de voogdijraad van 10 november 2016 en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de moeder met haar kinderen in een appartement woonde waar geen stroom- of wateraansluiting was, dat de minderjarige vanaf begin van het schooljaar 2016-2017 tot november 2016, slechts vier keer naar school is geweest en daardoor een flinke leerachterstand heeft opgelopen, dat er vermoedens bestaan dat de minderjarige seksueel is misbruikt, dat het gebit van de minderjarige slecht is en dat zij moest worden geopereerd aan haar keelamandelen.
De voogdijraad heeft geconcludeerd dat er sprake is van emotionele en lichamelijke verwaarlozing van de minderjarige, dat de moeder pedagogisch inadequaat handelt en haar verantwoordelijkheden als gezagsdrager niet nakomt, waardoor sprake is van grove verwaarlozing in de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
Inmiddels is een verzoek ingediend, strekkende tot ontzetting van de moeder van het gezag over de minderjarige.
3.7
Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat de door de wet aangegeven gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk zijn geworden en dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder voorlopig, geheel in de uitoefening van het gezag over haar wordt geschorst.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
schorst de moeder uit het gezag welke zij heeft over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboortejaar],
vertrouwt de minderjarige voorlopig toe aan de Voogdijraad,
bepaalt dat deze toevertrouwing van kracht zal blijven totdat omtrent de ontzetting bij gewijsde is beslist,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op dinsdag 7 februari 2017 door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.