ECLI:NL:OGEAA:2017:863

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
A.R. no. 730 van 2017/AUA201701469
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in civiele procedure tussen AQUA WINDIES N.V. en gedaagde over schuldvordering en kostenvergoeding

In de zaak tussen AQUA WINDIES N.V. en de gedaagde, die procedeerde in persoon, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 1 november 2017 uitspraak gedaan. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 23 augustus 2017, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 21 september 2017. Tijdens deze zitting heeft Windies haar vordering in hoofdsom verminderd met Afl. 5.200,--. De gedaagde heeft erkend dat zij een deel van de schuld heeft afbetaald, maar heeft geen bewijs overgelegd voor een aanvullende betaling. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde Afl. 25.709,76 verschuldigd is aan Windies, en heeft deze vordering toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van Windies, die zijn begroot op Afl. 950,79 aan verschotten en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. De verzochte verklaring voor recht is afgewezen, omdat Windies heeft erkend dat de huurovereenkomst met de gedaagde is geëindigd. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 1 november 2017
Behorend bij A.R. no. 730 van 2017/AUA201701469
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de hoofdzaak van:
de naamloze vennootschap
AQUA WINDIES N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Windies,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M.M.C. Ecury,
tegen:
[naam gedaagde]
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 23 augustus 2017 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 21 september 2017. Windies is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door [...]. [gedaagde] is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd ([gedaagde] met overlegging van toegelaten nadere producties), en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Windies heeft ter zitting haar vordering in hoofdsom verminderd met Afl. 5.200,--.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Uit rechtsoverweging 3.7 van het tussenvonnis volgt dat [gedaagde] per mei 2016 Afl. 30.909,76 opeisbaar verschuldigd is/was aan Windies. Windies heeft ter zitting erkend dat [gedaagde] van dat bedrag Afl. 5.000,-- plus Afl. 200,-- heeft afbetaald. [gedaagde] stelt in dat verband dat zij naast die bedragen ook nog Afl. 500,-- heeft afbetaald. Dienaangaande heeft [gedaagde] echter geen betalingsbewijs overgelegd, terwijl het op haar weg had gelegen om dat reeds bij gelegenheid van antwoord te doen, of anders uiterlijk ter comparitie. Het nalaten daarvan komt en blijft voor rekening en risico van [gedaagde]. [gedaagde] heeft nog levering van bewijs op dit punt aangeboden, in die zin dat zij alsnog bedoeld betalingsbewijs in het geding wenst te brengen. Het Gerecht gaat echter voorbij aan dat aanbod, nu dat niet een bewijsaanbod is in de zin van het bepaalde in het eerste lid van artikel 145 Rv. Bovendien heeft te gelden dat de stelling van [gedaagde] - dat zij bedoeld bedrag in juli 2016 heeft betaald aan Windies - voldoende feitelijke grondslag mist, en daarom wordt gepasseerd. Gesteld noch is gebleken met name op welke datum precies en hoe precies deze beweerdelijke betaling heeft plaatsgevonden.
2.3
Vorenstaande brengt mee dat vast komt te staan dat [gedaagde] het thans in hoofdsom gevorderde bedrag ad Afl. 25.709,76 opeisbaar verschuldigd is aan Windies. Die vordering zal daarom worden toegewezen. Hetzelfde geldt met betrekking tot de over dat bedrag gevorderde wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan, nu die nevenvordering niet of onvoldoende is bestreden door [gedaagde].
2.4
Ter zake van de verzochte vergoeding voor kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte wordt het volgende overwogen. Gebleken is dat Windies te dezen meer werkzaamheden heeft verricht dat die waarvoor ingevolge artikel 63a Rv de regels ter zake van proceskosten van toepassing zijn. Dat betekent dat de te dezen verzochte vergoeding ad Afl. 1.875,- zal worden toegewezen, nu die overeenstemt met het bepaalde in het Procesreglement dat voor de berekening daarvan 1,5 punt van tarief 5 van het liquidatietarief (ad Afl. 1.250,-- per punt) in aanmerking moet worden genomen.
2.5
De verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen, nu Windies ter zitting heeft erkend dat de tussen partijen gesloten huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd per medio mei 2016.
2.6 [
gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Windies, tot aan deze uitspraak begroot op (750,-- + 200,79 =) Afl. 950,79 aan verschotten (griffierecht plus oproepkosten) en Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (12 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt). Eventuele nakosten vallen onder het bereik van deze kostenveroordeling.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagde] om aan Windies te betalen Afl. 25.709,76, te vermeerderen met (1) wettelijke rente gerekend vanaf 29 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en (2) Afl. 1.875,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Windies, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 950,79 aan verschotten en
Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.