In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 februari 2017 een beschikking gegeven in een verzoek tot ontheffing van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De Voogdijraad heeft het verzoek ingediend, omdat de moeder ongeschikt zou zijn om haar zorg- en opvoedingsplicht te vervullen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 26 oktober 2016 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2017 waren de moeder, vertegenwoordigd door mevrouw mr. M. Ras, en de gezinsvoogdes, mevrouw M. Hernandez-Willems, aanwezig.
De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige, geboren in 2009, onder toezicht was gesteld en uithuisgeplaatst. De moeder heeft geen gezag over de minderjarige, omdat alleen het moederschap is vastgesteld. De gezinsvoogdes heeft in een verslag aangegeven dat de moeder verward en afwezig is, wat een negatieve invloed heeft op de minderjarige. Psychiatrisch onderzoek heeft aangetoond dat de minderjarige lijdt aan een reactieve hechtingsstoornis en dat de moeder niet in staat is om de nodige affectie te bieden.
De moeder heeft zich verzet tegen de ontheffing en beweert dat zij in staat is om voor de minderjarige te zorgen. Echter, het gerecht oordeelt dat de moeder ongeschikt is en dat de ontheffing in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De Fundacion Guia Mi is bereid om de voogdij over de minderjarige op zich te nemen. Het gerecht heeft daarom de moeder ontheven van het gezag en de voogdij aan de Fundacion Guia Mi toegewezen, met de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.