ECLI:NL:OGEAA:2017:853
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake tijdelijke verblijfsvergunning en afwijzing bezwaar
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om een tijdelijke verblijfsvergunning. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, had op 27 maart 2017 een verzoek ingediend bij de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie, dat werd afgewezen. Hierop heeft appellante op 18 april 2017 bezwaar gemaakt. Aangezien er geen beslissing op het bezwaar was genomen, heeft appellante op 18 juli 2017 beroep ingesteld bij het gerecht. De verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft vastgesteld dat er ten tijde van het sluiten van het onderzoek geen reële beslissing op het bezwaar was genomen en dat er geen verweer door de verweerder is gevoerd. Op basis van artikel 32 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) heeft het gerecht geoordeeld dat de afwijzende beschikking niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond verklaard, en de verweerder is verplicht om binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar van appellante.
Daarnaast is de verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van de rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-, en het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- dient aan haar te worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen op 23 oktober 2017, en tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof.