In deze zaak, die op 8 februari 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eiser, een guest service technician, zijn ontslag op staande voet aanvecht. Eiser was op 8 mei 2016 in dienst getreden bij de naamloze vennootschap DIVI PHOENIX N.V. en ontving een salaris van Afl. 100,-- per dag. Op 11 juli 2016 werd hem mondeling ontslag op staande voet aangezegd. Eiser heeft dit ontslag op 15 december 2016 betwist en zich beschikbaar gehouden voor werk. Hij stelt dat er geen dringende reden was voor het ontslag, omdat hij op non-actief was gesteld in afwachting van de resultaten van een drugstest.
Tijdens de zitting op 17 januari 2017 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Eiser vordert onder andere betaling van achterstallig loon en doorbetaling van zijn salaris totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. DIVI betwist de vordering en stelt dat eiser zijn verplichtingen niet is nagekomen door niet op het werk te verschijnen.
Het Gerecht oordeelt dat er in een bodemprocedure te verwachten valt dat het ontslag nietig is, omdat DIVI geen dringende reden heeft aangetoond. Eiser heeft niet in grote mate verweten kunnen worden dat hij in een onjuiste veronderstelling verkeerde over zijn werkstatus. Het Gerecht wijst de vorderingen van eiser toe, inclusief de wettelijke rente en een gematigde wettelijke verhoging. DIVI wordt veroordeeld in de proceskosten en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.