ECLI:NL:OGEAA:2017:83

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
K.G. 3101 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over verzekeringsrecht en uitkering op basis van de polis

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres [X] een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap ENNIA CABIBE SCHADE (ARUBA) over een geschil met betrekking tot een motorrijtuigverzekering. Eiseres had met financiering van CMB-Bank een auto gekocht en een verzekering afgesloten bij Ennia, die beloofde een nieuw voertuig te leveren in geval van total loss. Op 22 april 2016 raakte de auto van [X] total loss na een aanrijding, waarbij haar kleinzoon de bestuurder was. Volgens de polisvoorwaarden had [X] geen recht op de nieuwwaarde, omdat de bestuurder niet voldeed aan de vereisten van de polis.

Eiseres vorderde de afgifte van een nieuw motorvoertuig en een vervangend voertuig, maar het Gerecht wees de vorderingen af. Het Gerecht oordeelde dat de reclame-uitingen van Ennia niet gelijkgesteld konden worden aan de inhoud van de overeenkomst, die werd bepaald door de polis en de polisvoorwaarden. Aangezien de Bank als begunstigde op de uitkering was aangewezen, kon [X] zelf geen aanspraak maken op de uitkering. Het Gerecht concludeerde dat de vorderingen van [X] niet toewijsbaar waren, ook al zou er een belang zijn bij betaling aan de Bank.

Daarnaast werd de vordering tot ter beschikkingstelling van een vervangende auto afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [X] eerder aanspraak had gemaakt op vervangend vervoer. Het Gerecht besloot dat er geen kostenveroordeling aan de orde was, aangezien Ennia hier niet om had gevraagd. Het vonnis werd uitgesproken op 8 februari 2017 door mr. J. Sap, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 8 februari 2017
Behorend bij K.G. 3101 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[X],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [X],
gemachtigde: advocaat mr. L.J. Pieters,
tegen:
de naamloze vennootschap
ENNIA CABIBE SCHADE (ARUBA),
te Aruba,
hierna ook te noemen: Ennia,
gemachtigde: advocaat mr. M.A. Kock,

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 20 december 2016;
- de akte wijziging eis;
- de pleitnota van [X];
- de pleitnota van Ennia;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 13 januari 2017;
- de brief van mr. Pieters van 23 januari 2017, waarbij vonnis wordt gevraagd.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

2.1
[X] heeft met financiering van CMB-Bank (verder: de Bank) een auto KIA Picanto gekocht. Deze auto is in zekerheid aan de bank overgedragen.
2.2
Met bemiddeling van de Bank heeft [X] een motorrijtuigverzekering afgesloten bij Ennia. Dit betrof een zogenoemde Casco Ideaal-polis, waarbij Ennia, onder andere, volgens haar reclame-uitingen, een garantie geeft dat de verzekerde gedurende de eerste drie jaren “a brand new vehicle in the event of total loss” ontvangt. Via CMB heeft [X] (mogelijk) de polis, maar in ieder geval het aanhangsel van 20 november 2013 ontvangen, alsmede het jaarlijkse verzekeringsbewijs. Zij ontkent echter de bij de polis behorende polisvoorwaarden te hebben ontvangen.
2.3
Op 22 april 2016 is de auto van [X] total loss geraakt bij een aanrijding. Haar voertuig werd op dat moment bestuurd door haar kleinzoon, [Y], die op dat moment de leeftijd van 23 jaren nog niet had bereikt. Volgens art. 20 van de polisvoorwaarden MPV001 bestaat dan geen recht op de nieuwwaarde, maar vindt een uitkering plaats op basis van een berekeningsmethode zoals vermeld in art. 20.
2.4
Na wijziging van eis vordert [X] de afgifte van een nieuw motorvoertuig en in afwachting daarvan een vervangend voertuig, een en ander op verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling van Ennia in de kosten van het geding. Ennia heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.5
De vorderingen van [X] worden afgewezen. Allereerst had [X] kunnen beseffen dat Ennia haar niet zelf een auto zou verschaffen, maar haar slechts financieel daartoe in staat zou stellen. Een reclame-uiting is niet hetzelfde als de inhoud van een overeenkomst. Die wordt in het geval van [X] gevormd door de polis en de polisvoorwaarden. Die voorzien in de betaling van een geldbedrag. Nu zij dit niet vordert, strandt haar vordering reeds om die reden. Maar ook als die anders moet worden gelezen, is de vordering niet toewijsbaar. Immers, blijkens de polis en het aanhangsel wordt de Bank als “begunstigde” op de uitkering aangewezen, zodat [X] zelf geen aanspraak op de uitkering kan maken. Daarom kan in het midden blijven of de Bank moet worden gezien als een agent van Ennia, dan wel als een onafhankelijke tussenpersoon en behoeft ook de vraag of [X] de polisvoorwaarden heeft ontvangen geen beantwoording. Zelfs als zou moeten worden geoordeeld dat [X] belang heeft bij betaling door Ennia aan de Bank, dan moet het Gerecht constateren dat dit niet is gevorderd.
2.6
De vordering tot ter beschikkingstelling van een vervangende auto voor de duur van de verkrijging van een nieuw motorrijtuig wordt reeds om de reden van die termijn afgewezen. Ter zitting heeft Ennia overigens verklaard dat [X] gedurende de in de polisvoorwaarden genoemde termijn recht heeft op vervangend vervoer. Niet blijkt dat [X] daarop eerder aanspraak heeft gemaakt en dat Ennia geweigerd heeft hieraan te voldoen, zodat het Gerecht ook dit deel van de vordering niet zal toewijzen.
2.7
Nu Ennia niet om een kostenveroordeling heeft gevraagd en het Gerecht daartoe ook ambtshalve geen reden ziet, zal in het dictum niets worden opgenomen.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
wijst het gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.