ECLI:NL:OGEAA:2017:817

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
20 oktober 2017
Zaaknummer
A.R. 232 van 2015 (AUA201500325)
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over koopprijs en huurbetalingen met betrekking tot een woning

In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, een geldvordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.F.K.J. Lejuez. De zaak betreft een geschil over de koopprijs van een woning en de huurbetalingen die door eiseres aan gedaagde zijn gedaan. Eiseres stelde dat partijen een koopprijs van Afl. 80.000,00 waren overeengekomen en dat na betaling van dit bedrag de juridische levering van de woning zou plaatsvinden. Echter, het Gerecht oordeelde dat eiseres niet in haar bewijs is geslaagd, aangezien geen van de getuigen positief bewijs heeft geleverd dat de koopprijs was overeengekomen. Het Gerecht verwees naar eerdere verklaringen van gedaagde die erop wezen dat de koopprijs pas na taxatie zou worden vastgesteld.

In reconventie diende gedaagde te bewijzen dat er een huurovereenkomst bestond tussen partijen, met verschillende huurprijzen die in de loop der jaren zijn aangepast. Het Gerecht oordeelde dat gedaagde ten dele in zijn bewijs is geslaagd, en dat er voldoende bewijs was voor het bestaan van een huurovereenkomst. Het Gerecht concludeerde dat eiseres tot en met mei 2012 de huur had voldaan, maar dat zij daarna nog een bedrag van Afl. 18.500,- verschuldigd was aan gedaagde.

Uiteindelijk oordeelde het Gerecht dat de primaire eis van eiseres werd afgewezen, maar dat zij recht had op een bedrag van Afl. 10.000,- wegens een erkende lening en een terugbetaling van Afl. 74.925,-. De totale vordering in conventie werd vastgesteld op Afl. 66.425,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 februari 2015. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis werd uitgesproken op 18 oktober 2017 door mr. J. Sap.

Uitspraak

Vonnis van 18 oktober 2017
Behorend bij A.R. 232 van 2015 (AUA201500325)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Eiseres],
gemachtigde: advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: advocaat mr. C.F.K.J. Lejuez.

1.DE PROCEDURE IN CONVENTIE EN IN VOORWAARDELIJKE RECONVENTIE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 juni 2016;
- de processen-verbaal van getuigenverhoor in enquête en contra enquête van 11 januari 2017; 9 mei 2017 en 23 juni 2017;
- de conclusies na getuigenverhoor aan de zijde van beide partijen.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING VAN HET GESCHIL IN CONVENTIE EN IN VOORWAARDELIJKE RECONVENTIE

2.1
In conventie diende [Eiseres] te bewijzen dat partijen een koopprijs van de woning van Afl 80.000,00 zijn overeengekomen en dat na betaling van dat bedrag de juridische levering zal plaatsvinden.
2.2
In dit bewijs is zij niet geslaagd. Geen van de voorgebrachte getuigen heeft positief bewijs op dit thema geleverd en in het vonnis van 8 juni 2016 is daarnaast al melding gemaakt van het feit dat de verklaring van [Gedaagde] van 6 maart 2010 eerder duidt op het gegeven dat de koopprijs zou worden vastgesteld na taxatie. Dat dit anders is, is dus niet komen vast te staan. Bij deze stand van zaken kan het standpunt van [Eiseres] niet worden gevolgd.
2.3
In reconventie diende [Gedaagde] te bewijzen dat ten aanzien van de woning tussen partijen een huurovereenkomst bestaat tegen de huurprijs van Afl 450,00 per maand met ingang van 2007; Afl 500,00 met ingang van 2011 en Afl 750,00 met ingang van 1 januari 2015 en dat de door [Eiseres] hierop betaalde bedragen niet in mindering strekken op de koopprijs van de woning.
2.4
In dit bewijs is [Gedaagde] ten dele geslaagd. Uit de verklaringen van de getuigen [echtgenote] (echtgenote van [Gedaagde]), [X] en [Y], gevoegd bij de door [Gedaagde] overgelegde kwitanties is voldoende bewijs te putten voor het bestaan van een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [Adres]. Uit de verklaringen van de getuigen blijkt voorts dat [Gedaagde] de huur maandelijks contant ophaalde en daarvoor een kwitantie gaf. De getuigen [Y] en [X] hebben verklaard dat het ging om een huurprijs van Afl. 450,- per maand, terwijl de getuige [echtgenote] heeft verklaard dat een jaar na ingang van de huurovereenkomst de huur is verhoogd naar Afl. 500,-. Dat laatste strookt overigens niet met de stellingen van [Gedaagde], die uitgaat van een huurverhoging naar Afl. 500,- met ingang van 2011. Nu uit de kwitanties die [Gedaagde] heeft overgelegd niet blijkt dat eerder dan met ingang van oktober 2011 Afl. 500,- is voldaan en op de betaalbewijzen ook vermeld is dat het gaat om huurbetaling, zal het Gerecht uitgaan van een huurverhoging van Afl. 450,- naar Afl. 500,- met ingang van 1 oktober 2011. Voor het bestaan van een huurverhoging naar Afl. 750,- per maand met ingang van 1 januari 2015 is geen bewijs geleverd.
2.5
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden, is of [Eiseres] een achterstand in de huurbetalingen heeft opgelopen. Bij de beantwoording van die vraag neemt het Gerecht in aanmerking dat zij de huur telkens contant aan [Gedaagde] betaalde en dat tussen hen een vertrouwensrelatie bestond. Uit niets blijkt dat zij op enig moment door [Gedaagde] is aangesproken op de betaling van achterstallige huur. Wel heeft [Gedaagde] onbestreden gesteld dat de laatste huurtermijn is betaald over de maand mei 2012. Op grond hiervan oordeelt het Gerecht dat de huur tot en met mei 2012 is voldaan door [Eiseres], maar dat zij de huur nadien verschuldigd is gebleven. Tot en met juni 2015, de datum waarop de conclusie van eis in reconventie is ingediend, is [Eiseres] nog aan [Gedaagde] verschuldigd 37 termijn à Afl. 500,- = Afl. 18.500,-.
2.6
Ten aanzien van de eis in conventie overweegt het Gerecht dat, gezien het feit dat [Eiseres] in haar bewijsopdracht niet is geslaagd, de primaire eis wordt afgewezen. Subsidiair vordert zij betaling van Afl. 10.000,- wegens de lening uit 2006. Dat kan worden toegewezen, nu [Gedaagde] deze lening heeft erkend.
2.7
Daarnaast vordert zij een bedrag wegens ongerechtvaardigde verrijking. Zij baseert zich hierbij op de meerwaarde van de verbouwing minus het bedrag dat door haar is aanbetaald. Ten aanzien van de verbouwing overweegt het Gerecht dat het enkele feit dat [Eiseres] een verbouwingen (al dan niet met toestemming) heeft gedaan, nog niet leidt tot een ongerechtvaardigde verrijking. Zij betaalde immers ook een bescheiden bedrag aan huur. Bovendien staat niet vast dat zij moet verhuizen. In geval van voortgezet verblijf heeft zij zelf voordeel van de verbouw.
2.8
Ten aanzien van het bedrag dat zij kennelijk heeft voldaan als aanbetaling op de woning ligt dit anders. Uit de subsidiaire vordering leidt het Gerecht af dat [Eiseres] afziet van koop, indien zij de woning niet voor Afl. 80.000,- kan verwerven. In dat geval heeft zij recht op terugbetaling van de aanbetaling - wat door [Gedaagde] ook niet als zodanig is bestreden. Wel twisten zij over de hoogte van het bedrag. Volgens [Gedaagde] betreft het Afl. 74.925,- en volgens [Eiseres] Afl. 76.675,-. Bij de producties die [Eiseres] heeft overgelegd bevinden zich echter ook kwitanties waarop is vermeld dat het gaat om huurbetaling (renta), zodat het Gerecht daarmee geen rekening kan houden. Dit betekent dat wordt uitgegaan van een verschuldigd bedrag van Afl. 74.925,-.
2.9
In totaal komt het dan neer op een toewijsbaarheid van de vordering in conventie van Afl. 10.000,- plus Afl. 74.925,- minus Afl. 18.500,- = Afl. 66.425,-. Nu verrekening van de vorderingen is toegestaan - beide zijn opeisbaar - behoeft in reconventie geen beslissing meer te worden genomen. Ten aanzien van de wettelijke rente overweegt het Gerecht dat [Eiseres] geen ingangsdatum heeft genoemd, zodat het Gerecht zal uitgaan van de datum van indiening van het verzoekschrift, 6 februari 2015.
2.1
Nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
staat [Eiseres] toe kosteloos te procederen;
in conventie
veroordeelt [Gedaagde] tot betaling aan [Eiseres] van een bedrag van Afl. 66.425,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 6 februari 2015 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
wijst het meer of anders gevorderde af;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
in conventie en in reconventie:
compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.