ECLI:NL:OGEAA:2017:787

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
BBZ nrs. AUA201700313 t/m AUA201700314
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van aanslagen inkomstenbelasting en bevoegdheid van de Inspecteur

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om de tijdigheid van aanslagen inkomstenbelasting die zijn opgelegd aan de belanghebbende over de jaren 2010 en 2011. De Inspecteur der Belastingen heeft op 31 december 2015 en 31 augustus 2016 aanslagen opgelegd van respectievelijk Afl. 12.451 en Afl. 13.488. De belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen, maar de Inspecteur heeft deze gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld. De kern van het geschil is of de aanslagen tijdig zijn opgelegd, aangezien de belanghebbende meent dat dit niet het geval is. Hij stelt dat hij de aanslagen eenvoudiger had kunnen betalen als deze eerder waren opgelegd, omdat hij toen nog looninkomsten genoot. De Inspecteur daarentegen stelt dat de aanslagen binnen de wettelijk toegestane termijn van vijf jaar zijn opgelegd, en dat hij geen onbehoorlijk bestuur kan worden verweten voor het benutten van deze termijn.

De rechter oordeelt dat de Inspecteur inderdaad de wettelijke termijn heeft gerespecteerd en dat de aanslagen tijdig zijn opgelegd. De rechter wijst erop dat, hoewel het de voorkeur heeft om aanslagen zo snel mogelijk op te leggen, de Inspecteur wettelijk gezien het recht heeft om de volledige termijn te benutten. De omstandigheid dat het voor de belanghebbende moeilijker is om de aanslagen te betalen, doet hier niet aan af. De rechter verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigt de beslissing van de Inspecteur.

Uitspraak

Uitspraak van 5 oktober 2017
BBZ nrs. AUA201700313 t/m AUA201700314
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[ X ],wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende zijn op respectievelijk 31 december 2015 en 31 augustus 2016 aanslagen inkomstenbelasting opgelegd over de jaren 2010 en 2011 van respectievelijk Afl. 12.451 en Afl. 13.488.
1.2
Belanghebbende is op 21 december 2015 (2010) en 24 oktober 2016 (2011) tegen de aanslagen in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 7 maart 2017 uitspraken op bezwaar gedaan en de aanslagen gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 21 april 2017 in beroep gekomen tegen de uitspraken op bezwaar. Hierbij is een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.5
De Inspecteur heeft op 23 mei 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
De zaak is behandeld ter zitting van 27 september 2017, waarbij belanghebbende en namens de Inspecteur [ A ] zijn verschenen.

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende tegengesproken.
2.2
Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1941 te Aruba. Hij is in de onderhavige jaren in dienstbetrekking werkzaam en geniet daaruit looninkomsten van Afl. 96.338 (2010) en Afl. 99.979 (2011). Daarnaast ontvangt belanghebbende in beide jaren een AOV- uitkering van SVB van Afl. 12.942 en een weduwnaarspensioen van APFA van Afl. 25.091.
2.3
De Inspecteur heeft, overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangiften, aanslagen inkomstenbelasting 2010 en 2011 opgelegd naar belastbare inkomens van Afl. 126.522 (2010) en Afl. 131.261 (2011).

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

Tussen partijen is in geschil of de aanslagen inkomstenbelasting 2010 en 2011 tijdig zijn opgelegd. Belanghebbende meent van niet. Als de aanslagen binnen een of twee jaar waren opgelegd dan had hij ze eenvoudig kunnen betalen omdat hij toen nog looninkomsten genoot. Nu zijn de aanslagen na bijna 5 jaar opgelegd in een periode waarin belanghebbende alleen nog maar pensioeninkomsten geniet, waardoor hij niet in staat is de aanslagen in één keer te betalen. Hij heeft nu een betalingsregeling waardoor zijn levenspatroon zwaar is aangetast. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de aanslagen binnen 5 jaar en dus tijdig zijn opgelegd. De hoogte van de aanslagen is niet in geschil.

4.BEOORDELING VAN HET BEROEP

4.1
Ingevolge artikel 10, lid 5 van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) vervalt, indien een aangifte is gedaan, de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag door verloop van vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. In artikel 7, lid 6 van de ALB wordt een belastingschuld geacht te zijn ontstaan op het tijdstip waarop dat tijdvak of de belastingplicht eindigt. Het voorgaande houdt in dat de aanslagen over de jaren 2010 en 2011 uiterlijk op respectievelijk 31 december 2015 en 31 december 2016 moesten worden opgelegd. De Inspecteur heeft de aanslagen over de jaren 2010 en 2011 op respectievelijk 31 december 2015 en 31 augustus 2016, dus tijdig, opgelegd.
4.2
Het betoog van belanghebbende dat de Inspecteur de aanslagen te laat heeft opgelegd omdat hij ze, indien ze eerder waren opgelegd, eenvoudiger had kunnen betalen faalt. De Inspecteur heeft wettelijk bezien vijf jaar de tijd om de aanslagen op te leggen en die tijd mag hij ook volledig benutten. Hoewel het sterk de voorkeur verdient om aanslagen zo spoedig mogelijk na indiening van de aangifte op te leggen, kan de Inspecteur geen onbehoorlijk bestuur verweten worden door aanslagen pas aan het einde van de vijfjaarstermijn op te leggen. De omstandigheid dat het voor belanghebbende hierdoor moeilijker is om de aanslagen in één keer te betalen doet daar niet aan af. Het gelijk is aan de Inspecteur en het beroep is ongegrond.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2017, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).