ECLI:NL:OGEAA:2017:786

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
AUA201700899
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen definitieve aanslag inkomstenbelasting en het vertrouwensbeginsel

Op 5 oktober 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij een belanghebbende in beroep ging tegen een definitieve aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011. De aanslag, die op 30 juni 2016 was opgelegd, bedroeg Afl. 941. De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd op 5 mei 2017 afgewezen door de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende stelde dat hij recht had op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, omdat deze aftrek eerder was verleend voor het jaar 2010. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de eerdere fout niet automatisch van toepassing was op het jaar 2011.

Tijdens de zitting op 27 september 2017 werd de zaak behandeld. De belanghebbende, geboren op 4 oktober 1943, is ingezetene van Aruba en ontving naast zijn inkomsten uit Aruba ook AOW- en AOV-uitkeringen uit Nederland en Curaçao. Het Gerecht oordeelde dat de Inspecteur juridisch correct had gehandeld door geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen voor de inkomsten uit het buitenland, aangezien deze uitkeringen als "overige inkomsten" onder de belastingregeling voor het Koninkrijk vallen.

Het Gerecht concludeerde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel van de belanghebbende faalde, omdat het enkel volgen van de aangifte in een bepaald jaar niet voldoende was om een gerechtvaardigd vertrouwen te wekken. De rechter verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag inkomstenbelasting over 2011 in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.M. de Werd en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

Uitspraak van 5 oktober 2017
BBZ nr. AUA201700899
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[ X ], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur,

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 30 juni 2016 een definitieve aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 opgelegd ten bedrage van Afl. 941.
1.2
Belanghebbende is op 25 mei 2016 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
1.3
De Inspecteur heeft op 5 mei 2017 uitspraak op bezwaar gedaan waarbij het bezwaar is afgewezen en de aanslag is gehandhaafd.
1.4
Belanghebbende is op 22 mei 2017 in beroep gekomen tegen de uitspraak op
bezwaar. Ter zake van de indiening van het beroep heeft belanghebbende een bedrag van Afl. 25,- aan griffierecht voldaan.
1.5
De Inspecteur heeft op 21 juni 2017 een verweerschrift ingediend.
1.6
Ter zitting van 27 september 2017 te Aruba is belanghebbende verschenen en namens de Inspecteur is verschenen [ A ].

2.FEITEN

2.1
Het volgende is op grond van de schriftelijke stukken en hetgeen ter zitting is gezegd, komen vast te staan. Het is tussen partijen niet in geschil of door één van de partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken.
2.2
Belanghebbende (geboren op 4 oktober 1943) is ingezetene van Aruba en heeft in
het onderhavige jaar naast inkomsten uit Aruba een AOW- uitkering (ouderdomspensioen) van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) uit Nederland genoten ten bedrage van Euro 6.809 (Afl. 16.234) en een AOV- uitkering van de SVB in Curaçao ten bedrage van Naf. 4.671,20.
2.3
Belanghebbende heeft voor het jaar 2010 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van Afl. 33.386. Hij heeft in de aangifte inkomstenbelasting 2010 aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verzocht voor een inkomen van Afl. 20.905. Bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting 2010 heeft de Inspecteur de aangifte gevolgd en aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend. De aanslag is vastgesteld op een te betalen bedrag van Afl. 401.
2.4
Voor het jaar 2011 heeft belanghebbende aangifte inkomstenbelasting gedaan naar een belastbaar inkomen van Afl. 32.008 en niet verzocht om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Bij het opleggen van de aanslag heeft de Inspecteur de aangifte gevolgd. De aanslag is vastgesteld op een te betalen bedrag van Afl. 941.

3.GESCHIL EN STANDPUNTEN PARTIJEN

3.1
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de aanslag inkomstenbelasting 2011 dient te worden verminderd. Belanghebbende meent van wel. Nu de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting over 2010 aftrek ter voorkoming van dubbele belasting heeft verleend voor de uit het buitenland afkomstige inkomsten dient dat volgens belanghebbende in 2011 ook te gebeuren. De Inspecteur stelt dat het feit dat bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2010 de aangifte ten onrechte niet door de Inspecteur is gecorrigeerd en aldus ten onrechte aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is verleend, niet inhoudt dat in het jaar 2011 dezelfde fout toegepast moet worden.
3.2
Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat, afgezien van het onder 3.1 gestelde, de aanslag inkomstenbelasting 2011 naar het juiste bedrag is opgelegd, zodat de berekening van die aanslag verder niet meer in geschil is.

4.BEOORDELING VAN HET GESCHIL

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat belanghebbende in Aruba woont, dat de ouderdomsuitkeringen uit Nederland en Curaçao behoren tot het totale wereldinkomen waarvoor hij wordt belast en dat de uitkeringen “overige inkomsten” in de zin van artikel 20 van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) vormen die voor heffing zijn toegewezen aan Aruba en waarvoor de Inspecteur geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting hoeft te geven. In zoverre heeft de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2011 juridisch juist gehandeld en hebben partijen een juridisch juist standpunt ingenomen.
4.2
De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen vastgesteld op Afl. 32.008. Het daarover verschuldigde bedrag aan belasting is vastgesteld op Afl. 941. Over de hoogte van deze bedragen bestaat verder geen geschil zodat het Gerecht ervan uitgaat dat de aanslagen op zich naar de juiste bedragen zijn vastgesteld.
4.3
Belanghebbende heeft betoogd dat de Inspecteur in het jaar 2010 een fout heeft gemaakt door voor de uit het buitenland afkomstige uitkeringen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te geven en dat belanghebbende erop mocht rekenen dat de Inspecteur de aanslag inkomstenbelasting 2011 op dezelfde wijze zou vaststellen. Naar het Gerecht begrijpt doet belanghebbende hiermee een beroep op het vertrouwensbeginsel.
4.4
Voor een in rechte te beschermen vertrouwen is in dit geval vereist dat bij belanghebbende in redelijkheid de indruk is of kon worden gewekt dat de Inspecteur in 2010 bewust en weloverwogen het standpunt heeft ingenomen dat ter zake van de uit het buitenland afkomstige uitkeringen recht bestond op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Naar het oordeel van het Gerecht kan het enkel volgen van de aangifte in een bepaald jaar op zichzelf bezien bij de belanghebbende niet die indruk wekken. Dat kan anders zijn indien de hierboven geschetste problematiek uitdrukkelijk aan de orde is geweest en de Inspecteur zich daar nadrukkelijk en expliciet over uitgelaten heeft. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat gebeurd is. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve. Al hetgeen belanghebbende overigens nog heeft aangevoerd kan het Gerecht niet tot een ander oordeel leiden. Dit leidt ertoe dat als volgt moet worden beslist.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit Gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2017, in tegenwoordigheid van de griffier, N.N. Noël van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b, eerste lid Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door persoonlijke indiening bij dan wel toezending aan de griffier van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c, tweede lid Landsverordening beroep in belastingzaken).