ECLI:NL:OGEAA:2017:772

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
K.G. no. 1819 van 2017 / AUA201702135
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en doorbetaling van loon in kort geding

In deze zaak, die op 27 september 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, CH3 Contracting and Development N.V. [eiser] is op 8 februari of 8 maart 2017 in dienst getreden als timmerman, maar er bestaat geen schriftelijke arbeidsovereenkomst. Op of rond 4 april 2017 is hij ontslagen zonder dat hem een dringende reden is meegedeeld. In het kort geding vordert [eiser] dat het gerecht CH3 beveelt om zijn loon van Afl. 3.000,- per maand door te betalen vanaf de datum van ontslag tot aan een rechtsgeldige beëindiging van het dienstverband.

Tijdens de zitting op 15 september 2017 zijn zowel [eiser] als zijn gemachtigde verschenen, evenals de directeur van CH3 en een projectleider. De gemachtigden hebben hun standpunten toegelicht, waarbij CH3 verweer heeft gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Het gerecht heeft vervolgens de feiten en de standpunten van partijen beoordeeld. Het spoedeisend belang van de vordering is niet betwist, maar de kern van de zaak draait om de vraag of er sprake is van een terecht gegeven ontslag op staande voet.

Het gerecht oordeelt dat CH3 niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een dringende reden voor het ontslag was, aangezien de reden voor ontslag niet onverwijld is meegedeeld aan [eiser]. De inhoud van een whatsapp-bericht dat [eiser] naar de projectleider had gestuurd, werd door CH3 als reden voor het ontslag aangevoerd, maar het gerecht oordeelt dat dit niet voldoende is om het ontslag te rechtvaardigen. Het gerecht besluit dat [eiser] recht heeft op doorbetaling van zijn loon tot 15 juni 2017, met wettelijke rente, en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis van 27 september 2017
Behorend bij K.G. no. 1819 van 2017 / AUA201702135
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in kort geding van:
[eiser],
kosteloos procederend krachtens beschikking van dit gerecht van 7 september 2017,
wonende in Aruba,
EISER, hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
de naamloze vennootschap
CH3 CONTRACTING AND DEVELOPMENT N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde, hierna te noemen: CH3,
gemachtigde: [naam] (directeur).

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 15 september 2017.
1.2
Eiser is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. Gedaagde is ter zitting verschenen bij de directeur en mevrouw [naam], projectleider. De gemachtigden hebben in twee termijnen het woord gevoerd, gedaagde mede aan de hand van een overgelegde pleitnota.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Eiser] is op 8 februari of 8 maart 2017 in loondienst getreden van CH3 in de functie van timmerman. Er bestaat geen schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en CH3.
2.2
Op of rond 4 april 2017 is [eiser] ontslagen zonder dat aan hem een dringende reden is medegedeeld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiser] vordert dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. CH3 beveelt om bij wijze van voorschot het loon van [eiser] Ad Afl. 3.000,- per maand aan hem doorbetaalt vanaf 4 april 2017 totdat het dienstverband op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, met de vertragingsrente en de wettelijke rente gerekend vanaf 4 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. althans een door het gerecht in goede justitie te vermenen voorziening te treffen;
c. met veroordeling van CH3 in de proceskosten.
3.2
CH3 voert verweer, en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van de vordering is niet betwist en volgt voor het overige uit de stellingen.
4.2
Beoordeling behoeft de vraag of voldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure de rechter zal oordelen dat sprake is van een terecht gegeven ontslag op staande voet. Daarvoor is noodzakelijk dat voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een dringende, onverwijld meegedeelde reden ingevolge artikel 7A:1615o lid 1 BW. Krachtens art. 7A:1615p lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de dienstbetrekking te laten voortduren.
4.3 [
Eiser] heeft aangevoerd dat de reden voor ontslag hem niet onverwijld is meegedeeld. CH3 erkent dat zij [eiser] geen onverwijlde reden voor het ontslag heeft gegeven en voert aan dat de projectleider zich bedreigd voelde en bang was dat [eiser] iets geks zou doen vanwege de inhoud van een whatsapp bericht dat [eiser] haar had gestuurd. CH3 heeft voorts gesteld dat de projectleider ook uit angst tegen Directie Arbeid heeft verteld dat [eiser] (alleen) was ontslagen omdat hij angst had om op het dak te werken. Nu er geen sprake is geweest van een onverwijld medegedeelde dringende reden valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat [eiser] op goede grond de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen. Dit betekent dat de loonvordering in beginsel toewijsbaar is.
4.4
CH3 heeft in haar pleitaantekeningen gesteld dat de daadwerkelijke directe aanleiding voor het ontslag was dat [eiser] meerdere keren voor meer dan een uur tijdens werktijd aan het babbelen was met een dame, dat een opdrachtgever daarover had geklaagd en dat [eiser], nadat hij daarop werd aangesproken door de projectleider, een whatsapp bericht naar de projectleider had gestuurd met als (vertaalde) inhoud:
“zeg maar tegen die vent dat hij een hond is en dat zijn lichaam vol stront zit en dat hij net als iedereen dood zal gaan. Zeg tegen hem dat de dood geen ras of kleur vergeeft, de hond. Geestelijk zal hij niks bereiken. Zeg tegen hem dat hij als een hond zal lijden en dat niemand hem niet eens water zal geven en na zijn dood zal ik zijn baas zijn.”[eiser] heeft deze aanleiding en de inhoud van het whatsapp bericht niet weersproken. Het gerecht is voorshands van oordeel dat de inhoud van dit whatsapp bericht een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverde en dat te verwachten valt dat CH3 via de daartoe geëigende weg toestemming zal krijgen om de arbeidsovereenkomst alsnog te beëindigen dan wel dat in een eventuele bodemprocedure de arbeidsovereenkomst ontbonden zal worden wegens een dringende reden. Daarbij komt dat [eiser] voorafgaand aan het ontslag slechts één of twee maanden in dienst was en dat [eiser] ter zitting op vragen van de rechter heeft geantwoord dat hij sinds drie maanden via uitzendbureau Tempo fulltime werkzaam was. Het gerecht ziet gelet op deze feiten en omstandigheden aanleiding om de loonvordering slechts toe te wijzen tot 15 juni 2017 en om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil.
4.5
Nu partijen gedeeltelijk in het (on)gelijk worden gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
veroordeelt CH3 tot (door)betaling aan [eiser] van zijn loon gerekend vanaf de datum van zijn ontslag tot 15 juni 2017, het achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag dat het achterstallig loon opeisbaar is geworden tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 27 september 2017.