ECLI:NL:OGEAA:2017:767
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Civiel recht, bewijsopdracht en deugdelijke administratie in een geschil over een schuld
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of eiser, [eiser], kon bewijzen dat gedaagde, [gedaagde], nog een schuld aan hem had van Afl. 12.580,00. Deze schuld was gebaseerd op een letra de cambio, gedateerd op 26 oktober 2014. De procedure volgde op een eerdere uitspraak van 29 juni 2016 en getuigenverhoren die plaatsvonden op 18 januari en 9 mei 2017. Eiser diende bewijs te leveren van de schuld, inclusief de totstandkoming van de letra de cambio op of omstreeks 2 augustus 2015.
Eiser heeft één getuige, zijn echtgenote, laten horen, terwijl gedaagde ook één getuige, zijn vriendin, heeft opgeroepen. Het Gerecht oordeelde dat de verklaring van de echtgenote van eiser onvoldoende specifiek was en dat zij niet aanwezig was bij het gesprek tussen eiser en gedaagde over de letra de cambio. De vriendin van gedaagde verklaarde bovendien dat de vrouw van eiser niet bij gedaagde was in augustus 2015, maar in juni van dat jaar. Dit leidde het Gerecht tot de conclusie dat eiser niet in zijn bewijsopdracht was geslaagd.
Daarnaast werd opgemerkt dat eiser een slechte administratie bijhield van betalingen door schuldenaren, wat bijdroeg aan de onduidelijkheid over de schuld. Het Gerecht oordeelde dat eiser een deugdelijke en inzichtelijke administratie diende te voeren, vooral gezien het feit dat zijn klanten zich aan de onderkant van de markt bevonden en kwetsbaar waren. De vordering van eiser werd afgewezen, en in reconventie werd het beslag dat eiser had gelegd opgeheven, omdat het bestaan van de vordering onvoldoende was gebleken. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 27 september 2017 door mr. J. Sap.