ECLI:NL:OGEAA:2017:76

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
BBZ AUA201600123
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen van griffierecht

Op 1 februari 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij de belanghebbende, X, beroep had ingesteld tegen de Inspecteur der Invoerrechten en Accijnzen. De zaak betreft de invoer van elektrisch aangedreven motorrijwielen, de zogenaamde 'Segways', waarvoor de belanghebbende invoerrechten had betaald. Na een verzoek om teruggaaf van deze invoerrechten, dat was afgewezen, heeft de belanghebbende bezwaar gemaakt, wat eveneens werd afgewezen. Vervolgens heeft de gemachtigde van de belanghebbende op 29 juli 2016 beroep ingesteld.

Het Gerecht heeft de gemachtigde op 1 augustus 2016 geïnformeerd over de verschuldigdheid van griffierecht, dat binnen zes weken betaald moest worden. Ondanks een herinnering op 6 januari 2017, werd het griffierecht pas op 24 januari 2017 betaald, wat de termijn overschreed. Het Gerecht oordeelde dat de belanghebbende in verzuim was, aangezien er geen reden was om aan te nemen dat de gemachtigde de mededelingen over de betaling niet had ontvangen.

Daarom verklaarde het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk, zonder inhoudelijke behandeling. De uitspraak werd gedaan door rechter D.J. Jansen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier M.M.M. Faro MSc. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen twee maanden na de toezending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 1 februari 2017
BBZ AUA201600123
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
X,gevestigd te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.HET PROCESVERLOOP

1.1
Op 22 december 2014 en 14 juli 2015 heeft belanghebbende een aantal tweewielige, elektrisch aangedreven motorrijwielen, zogenaamde ‘Segways’, ten invoer aangegeven. Daarbij heeft zij invoerrechten betaald. Op 16 september 2015 heeft belanghebbende een verzoek om teruggaaf van betaalde invoerrechten ingediend, hetgeen bij beschikking van 7 april 2016 is afgewezen.
1.2
Tegen deze afwijzende beschikking heeft belanghebbende op 26 april 2016 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 7 juli 2016 heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.
1.3
Op 29 juli 2016 heeft de gemachtigde van belanghebbende, mr. A, hiertegen beroep ingesteld.
1.4
Het Gerecht heeft aan de gemachtigde van belanghebbende op 1 augustus 2016 via de e-mail een brief verzonden met onder andere de mededeling dat met betrekking tot het ingestelde beroep, griffierecht is verschuldigd ten bedrage van Afl. 150,- en dat het bedrag binnen 6 weken na de dagtekening van de brief moet zijn voldaan. De brief had als dagtekening 1 augustus 2016.
1.5
Nadien heeft het Gerecht op 6 januari 2017 de gemachtigde van belanghebbende via de e-mail een bericht gestuurd dat uit de administratie is gebleken dat het griffierecht nog niet is betaald en dat het bedrag uiterlijk op 20 januari 2017 moet worden voldaan.
1.6
Het griffierecht is op 24 januari 2017 betaald.
1.7
Partijen zijn opgeroepen om te verschijnen ter zitting op 26 januari 2017 te Oranjestad en in dat verband is namens de Inspecteur verschenen mr. B en namens belanghebbende mr. A.

2.OVERWEGINGEN OMTRENT HET BEROEP

2.1
Artikel 18 van de Landsverordening beroep in belastingzaken (hierna: LBB) regelt de heffing van het griffierecht. Op grond van het eerste lid wordt van de indiener van een beroepschrift ten behoeve van ´s Lands kas een griffierecht geheven ten bedrage van Afl. 25,- voor natuurlijke personen en Afl. 150,- voor rechtspersonen.
2.2
Ingevolge artikel 18, tweede lid LBB dient de griffier de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht te wijzen en mede te delen dat het griffierecht binnen zes weken na de verzending van zijn mededeling dient te zijn betaald aan het Gerecht. In het derde lid van dat artikel is geregeld dat indien het griffierecht niet tijdig is betaald, het beroep niet- ontvankelijk wordt verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroepschrift in verzuim is geweest.
2.3
Het Gerecht heeft belanghebbende bij brief van 1 augustus 2016 medegedeeld dat zij het griffierecht binnen zes weken moet betalen. Het griffierecht heeft belanghebbende pas op 24 januari 2017 betaald. Hiermee heeft zij de betalingstermijn van zes weken en de additionele betalingstermijn van twee weken die haar bij schrijven van 6 januari 2017 zijn toegekend, overschreden. Gesteld noch gebleken is dat de gemachtigde van belanghebbende de mededelingen over de betaling van griffierecht niet heeft ontvangen. Gelet op het voorgaande oordeelt het Gerecht dat belanghebbende het griffierecht niet tijdig heeft betaald.
2.4
Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende desgevraagd verklaard dat hij het geld om griffierecht te betalen pas kort voor de zitting van belanghebbende heeft gekregen en dat hij daarom het griffierecht niet tijdig heeft kunnen voldoen. Naar het oordeel van het Gerecht is hiermee geen grond aangevoerd die de conclusie kan rechtvaardigen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Het beroep is daarom niet- ontvankelijk. Aan een inhoudelijke behandeling van het beroep komt het Gerecht niet toe.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart het beroep niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. D.J. Jansen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2017, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 17b Landsverordening beroep in belastingzaken).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen twee maanden na de dag van de toezending van de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg overeenkomstig artikel 14, derde lid. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening dan wel toezending naar de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 17c Landsverordening beroep in belastingzaken).