ECLI:NL:OGEAA:2017:726

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
E.J. 263 van 2017 / AUA201700731
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurcommissie uitspraak en ontvankelijkheid beroep

In deze zaak heeft [geïntimeerde] woonruimte gehuurd van [appellant], die tevens zijn werkgever is. Op 19 september 2016 heeft [geïntimeerde] zich tot de Huurcommissie gewend omdat hij het niet eens was met de huurprijs. De Huurcommissie heeft op 19 december 2016 het bezwaar van [geïntimeerde] behandeld, maar [appellant] is niet verschenen. Op 19 januari 2017 heeft de gemachtigde van [appellant] verzocht om toezending van de beslissing, maar deze was al op 17 januari 2017 gegeven en op 20 januari 2017 ter post bezorgd. [Appellant] heeft de beschikking op 3 februari 2017 aangetroffen in zijn postbus en heeft op 9 februari 2017 beroep ingesteld.

Het Gerecht heeft zich vervolgens moeten buigen over de vraag of [appellant] ontvankelijk is in zijn beroep tegen de beslissing van de Huurcommissie. De beroepstermijn is van openbare orde en moet ambtshalve worden toegepast. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de kennisgeving van de beslissing op 20 januari 2017 als het kenbare moment van kennisgeving moet worden beschouwd, waardoor de beroepstermijn liep tot en met 3 februari 2017. [Appellant] heeft echter geen verklaring gegeven voor het feit dat hij pas op 9 februari 2017 beroep heeft ingesteld, wat niet in lijn is met de huurcommissieverordening.

Het Gerecht concludeert dat [appellant], die door een gemachtigde werd bijgestaan, geacht wordt kennis te hebben van de trage postbezorging in Aruba en dat hij in staat moet zijn geweest om zelf te informeren naar de beslissing van de Huurcommissie. Daarom is er geen reden om hem tegemoet te komen. Het Gerecht verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn verzoek en komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van het geschil, die aan de kant van [geïntimeerde] worden begroot op Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

Beschikking van 5 september 2017
Behorend bij E.J. 263 van 2017 / AUA201700731
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[appellant],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [appellant],
gemachtigde: advocaat mr. C.B.A. Coffie,
tegen:
[geïntimeerde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [geïntimeerde],
gemachtigde: advocaat mr. A.M.N. Thijsen.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [appellant];
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [geïntimeerde];
- de aantekeningen van de griffier van de behandeling ter zitting van 13 jun i 2017.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.HET GESCHIL EN DE BEOORDELING

2.1 [
Geïntimeerde] heeft van [appellant] woonruimte gehuurd. [Appellant] is ook zijn werkgever.
2.2
Op 19 september 2016 heeft [geïntimeerde] zich gewend tot de Huurcommissie omdat hij het niet eens was met de huurprijs. Op maandag 19 december 2016 is het bezwaar van [geïntimeerde] door de Huurcommissie behandeld. [appellant] is hiervoor bij brief van 28 november 2016 uitgenodigd. Hij is niet verschenen.
2.3
Op 19 januari 2017 heeft de gemachtigde van [appellant] zich gewend tot de Huurcommissie, en hij verzoekt om toezending van de beslissing - zo die beschikbaar komt. De beschikking was echter al op 17 januari 2017 gegeven en is op 20 januari 2017 ter post bezorgd. Ter zitting heeft [appellant] verklaard dat hij een postbus heeft en de beschikking daarin op 3 februari 2017 aantrof. De gemachtigde heeft vervolgens op 9 februari 2017 het beroepschrift ingediend.
2.4
Het Gerecht ziet zich eerst geplaatst voor de vraag of [appellant] in zijn beroep tegen de beslissing van de Huurcommissie kan worden ontvangen. De beroepstermijn tegen de uitspraak van de Huurcommissie is van openbare orde, die door het Gerecht ambtshalve moet worden toegepast. Het Gerecht zal dus moeten onderzoeken of het beroep van [appellant] ontvankelijk is, ondanks dat [geïntimeerde] op dat punt geen verweer heeft gevoerd.
2.5
De uitspraak van de Huurcommissie dateert van 17 januari 2017, die bij brief van diezelfde datum ter kennis is gebracht van partijen. [Appellant] heeft de enveloppe waarbij de beslissing aan hem is toegestuurd overgelegd, waaruit blijkt dat die op 20 januari 2017 ter post is bezorgd. Op dat moment was de termijn als bedoeld in art. 5 van de huurcommissieverordening nog niet verstreken, nu die liep tot en met 31 januari 2017. Hoewel het Gerecht de dagtekening van de kennisgeving van de beslissing niet zonder meer als doorslaggevend beschouwd, moet 20 januari 2017 wel als kenbaar moment van kennisgeving worden beschouwd. Dat betekent dat de beroepstermijn liep tot en met 3 februari 2017, zijnde de dag waarop [appellant] stelt de beschikking te hebben ontvangen, althans de dag dat hij zijn postbus leegde en de beschikking daarin aantrof. [appellant] heeft er geen verklaring voor gegeven waarom hij eerst op 9 februari 2017 beroep heeft ingesteld, anders dan dat hij is uitgegaan van de datum van ontvangst van de uitspraak van de Huurcommissie. Het Gerecht constateert echter dat art. 5 van de Huurcommissieverordening niet uitgaat van de ontvangsttheorie.
2.6
Nu [appellant], die door een gemachtigde werd bijgestaan, geacht wordt kennis te hebben van de trage postbezorging in Aruba en hij in staat moet zijn geweest zelf te informeren naar de beslissing van de Huurcommissie en dat zo nodig te herhalen, is er geen reden om hem op dat punt verder tegemoet te komen. Bovendien had hij aanstonds na ontvangst van de uitspraak beroep kunnen instellen, maar ook dat heeft hij nagelaten. Dit betekent dat [appellant] niet ontvankelijk moet worden verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt het Gerecht dan niet toe.
2.7 [
appellant] zal in de kosten van het geschil worden veroordeeld.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn verzoek;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [geïntimeerde] worden begroot op en Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Sap, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 5 september 2017 in aanwezigheid van de griffier.