In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 450,- voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind. De vader, die niet erkend is als de ouder van het kind, heeft tot nu toe Afl. 250,- per maand bijgedragen. De moeder van het kind heeft de kosten van verzorging en opvoeding vastgesteld op Afl. 924,63 per maand, maar de vader betwist deze kosten en stelt dat hij ook bijdraagt aan de uitgaven voor het kind.
Het gerecht heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van hun minderjarige kinderen naar draagkracht. De behoefte van het kind is vastgesteld op Afl. 735,- per maand, rekening houdend met bijzondere uitgaven zoals psychologische hulp en huiswerkbegeleiding. De draagkracht van zowel de moeder als de vader is beoordeeld, waarbij de moeder een netto-maandinkomen heeft van Afl. 3.866,79 en de vader Afl. 4.475,54. Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, concludeert het gerecht dat de vader zijn verplichtingen niet naar behoren nakomt.
Het gerecht heeft daarom besloten dat de vader een bijdrage van Afl. 370,- per maand moet betalen, met ingang van 1 september 2016. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het verzoek om een hogere bijdrage is afgewezen. De uitspraak is gedaan op 10 januari 2017 door rechter J. Sap, in aanwezigheid van de griffier.