In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verkrijgende verjaring van een perceel centraal. De eiseres in conventie, Alacord Investment A.V.V., had een geschil met de gedaagde, aangeduid als [Naam X], over de eigendom van een driehoekig stuk grond dat deel uitmaakte van een groter perceel. De feiten wezen uit dat [Naam Y], de moeder van [Naam X], het perceel eerder had geleverd aan haar zoon [Naam Z], en dat er een latere levering had plaatsgevonden aan [Naam X]. De kern van het geschil was of [Naam X] gedurende tien jaren het bezit van het driehoekige perceel had gehad, wat noodzakelijk is voor verkrijgende verjaring volgens het Burgerlijk Wetboek.
Tijdens de procedure werd vastgesteld dat [Naam X] te goeder trouw was en dat zij het perceel had gebruikt en bewoond, zonder dat Alacord deze feiten had kunnen weerleggen. Het gerecht oordeelde dat [Naam X] zich zodanig had gedragen dat de rechtsvoorganger van Alacord niet anders kon concluderen dan dat zij pretendeerde eigenaar te zijn. De rechter concludeerde dat [Naam X] door verkrijgende verjaring eigenaar was geworden van het driehoekige perceel, en wees de vordering van Alacord af. Tevens werd Alacord veroordeeld in de proceskosten van [Naam X].
In de vrijwaringszaak werd de vordering van [Naam X] afgewezen, omdat de vordering in de hoofdzaak was afgewezen en er geen schade was die verhaalbaar was op [Naam Y] of het Land Aruba. Het vonnis werd uitgesproken op 30 augustus 2017 door mr. M. Schoemaker, waarbij de rechter de proceskosten aan de zijde van [Naam X] begrootte en de vorderingen van Alacord afwees.