ECLI:NL:OGEAA:2017:686

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
AR no. 1200 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende verjaring van eigendom van een perceel en de afwijzing van vorderingen in conventie en reconventie

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verkrijgende verjaring van een perceel centraal. De eiseres in conventie, Alacord Investment A.V.V., had een geschil met de gedaagde, aangeduid als [Naam X], over de eigendom van een driehoekig stuk grond dat deel uitmaakte van een groter perceel. De feiten wezen uit dat [Naam Y], de moeder van [Naam X], het perceel eerder had geleverd aan haar zoon [Naam Z], en dat er een latere levering had plaatsgevonden aan [Naam X]. De kern van het geschil was of [Naam X] gedurende tien jaren het bezit van het driehoekige perceel had gehad, wat noodzakelijk is voor verkrijgende verjaring volgens het Burgerlijk Wetboek.

Tijdens de procedure werd vastgesteld dat [Naam X] te goeder trouw was en dat zij het perceel had gebruikt en bewoond, zonder dat Alacord deze feiten had kunnen weerleggen. Het gerecht oordeelde dat [Naam X] zich zodanig had gedragen dat de rechtsvoorganger van Alacord niet anders kon concluderen dan dat zij pretendeerde eigenaar te zijn. De rechter concludeerde dat [Naam X] door verkrijgende verjaring eigenaar was geworden van het driehoekige perceel, en wees de vordering van Alacord af. Tevens werd Alacord veroordeeld in de proceskosten van [Naam X].

In de vrijwaringszaak werd de vordering van [Naam X] afgewezen, omdat de vordering in de hoofdzaak was afgewezen en er geen schade was die verhaalbaar was op [Naam Y] of het Land Aruba. Het vonnis werd uitgesproken op 30 augustus 2017 door mr. M. Schoemaker, waarbij de rechter de proceskosten aan de zijde van [Naam X] begrootte en de vorderingen van Alacord afwees.

Uitspraak

Vonnis van 30 augustus 2017
Behorend bij AR no. 1200 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de Aruba vrijgestelde vennootschap
ALACORD INVESTMENT A.V.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: “Alacord”,
eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen:
Gedaagde i.d. hoofdzaak,
wonende te Aruba,
gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: “[Naam X]”,
gemachtigde: mr. J.A.R. Bryson,
en in de zaak in vrijwaring van:
Eiseres in vrijwaring,
wonende te Aruba,
eiseres in vrijwaring,
hierna ook te noemen: “[Naam X]”,
gemachtigde: mr. J.A.R. Bryson,
tegen:

1.gedaagde in vrijwaring,

wonende in Aruba,
gedaagde sub 1 in vrijwaring,
hierna ook te noemen: “[Naam Y]”,
procederende in persoon,
en

2.de openbare rechtspersoonHET LAND ARUBA,

zetelende in Aruba,
gedaagde sub 2 in vrijwaring,
hierna ook te noemen: “het Land”,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 22 maart 2017 blijkt uit het tussenvonnis van die datum. Op 9 mei 2017 heeft een descente en tevens comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben daarna getracht om de zaak in der minne te regelen. Ter rolle van 7 juni 2017 hebben partijen aangegeven geen minnelijke regeling te hebben bereikt.
1.2
Vonnis in de hoofdzaak en vrijwaring is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Het gerecht heeft enkele verschrijvingen opgemerkt in het tussenvonnis van 22 maart 2017 bij de weergave van de feiten. Onder rechtsoverwegingen 2.1, 2.2. en 2.3 van dit tussenvonnis dient “nader” te worden gelezen in plaats van “
anders of “ander””. Onder rechtsoverweging 2.3 dient
“, geleverd aan [Naam Z]” vervangen te worden door een punt.

3.DE VERDERE DE BEOORDELING

In de hoofdzaak in conventie en in reconventie

3.1
Partijen zijn het er over eens dat [Naam Y] het perceel groot 1.381m2, afkomstig van het moederperceel kadastraal bekend als Land Aruba Eerste Afdeling Sectie C nummer 1224, oorspronkelijk groot 7.550m2, zoals nader omschreven in een meetdocument d.d. 20 augustus 2003 met nummer WLA/076 op 25 augustus 2002 heeft geleverd aan haar zoon [Naam Z] en dat een deel van dit aan [Naam Z] geleverde perceel (in de vorm van een driehoek) tevens onderdeel uitmaakt van de latere leveringsakte d.d. 23 oktober 2003 tussen [Naam Y] en haar dochter [Naam X] betreffende de levering van een perceel groot 425m2, zoals nader omschreven in een Delimitatie-Document nummer 14 d.d. 27 mei 2002. Het onderhavige geschil heeft betrekking op dat stuk driehoekige perceel.
3.2 [
Naam X] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij er te goeder trouw vanuit is gegaan dat zij middels de notariële levering d.d. 23 oktober 2002 eigenaar is geworden van het gehele perceel groot 425m2, zoals nader omschreven in een Delimitatie-Document nummer 14 d.d. 27 mei 2002, dus inclusief het driehoekige deel van het perceel dat eerder werd geleverd aan haar broer [Naam Z] op basis van het meetdocument d.d. 20 augustus 2003 met nummer WLA/076. [Naam X] heeft gesteld dat zij vanaf de levering op 23 oktober 2002 te goeder trouw het bezit van het gehele perceel (nummer 14, groot 425m2) heeft uitgeoefend en zij beroept zich derhalve op verkrijgende verjaring ex artikel 3:99 BW.
3.3
Rechten op registergoederen worden verkregen door een bezitter te goeder trouw door een kenbaar, ondubbelzinnig en onafgebroken bezit van tien jaren. Voor de beantwoording van de vraag of iemand een zaak in bezit heeft genomen, is bepalend of hij de feitelijke macht over die zaak is gaan uitoefenen (artikel 3:113 lid 1 BW). Die machtsuitoefening moet zodanig zijn dat deze naar verkeersopvatting het bezit van de oorspronkelijke bezitter teniet doet. Het antwoord op de vraag of iemand de voor bezit vereiste feitelijke macht uitoefent wordt, evenals de vraag of hij voor zichzelf of voor een ander houdt, bepaald naar verkeersopvattingen en overigens op grond van uiterlijke feiten (artikel 3:108 BW). Alle omstandigheden van het geval moeten daartoe tegen elkaar worden afgewogen, waarbij het primair aankomt op uiterlijke omstandigheden waaruit naar verkeersopvattingen een wilsuiting kan worden afgeleid om als rechthebbende op te treden. Nodig is dat de bezitter zich zodanig gedraagt dat de eigenaar tegen wie de verjaring loopt, daaruit niet anders kan afleiden dan dat de bezitter pretendeert eigenaar te zijn, zodat deze tijdig maatregelen kan nemen om de inbreuk op zijn recht te beëindigen.
3.4
De vraag die ter beantwoording voorligt is of [Naam X] gedurende tien onafgebroken jaren het bezit van het driehoekige stuk perceel heeft gehad. [Naam X] heeft daartoe onweersproken aangevoerd:
- dat het altijd de bedoeling is geweest van [Naam Y] en [Naam X] om de percelen conform het Delimitatie-Document nummer 14 d.d. 27 mei 2002 te verdelen en te leveren;
- dat haar broer [Naam Z] na de levering van de percelen in opdracht van [Naam X] zelf de fundering en de eerst rijen van de betonnen muur heeft opgetrokken op de grens conform het Delimitatie-Document nummer 14 d.d. 27 mei 2002;
- dat zij het door haar gekochte perceel inclusief het driehoekige stuk perceel vanaf de levering heeft gebruikt (ter comparitie werd toegelicht dat het terrein is gebruikt door het constructiebedrijf van haar echtgenoot);
- dat er geen toegang is geweest vanaf het perceel dat is verkocht aan Alacord naar het perceel van [Naam X];
- dat het voor iedereen duidelijk waarneembaar was dat [Naam X] zich gedroeg als bezitter en rechthebbende van het perceel inclusief de driehoek.
3.5
Alacord heeft deze door [Naam X] gestelde feiten en omstandigheden niet weersproken. Alacord heeft in reactie op de stellingen van [Naam X] enkel gesteld dat [Naam X] niet heeft aangegeven wanneer de machtsuitoefening is aangevangen en dat Alacord betwist dat [Naam X] voor eind 2014 bezitsdaden heeft verricht.
3.6
Uit voornoemde stellingen van [Naam X] blijkt voldoende duidelijk dat zij stelt dat zij vanaf de levering van het perceel de feitelijke macht heeft uitgeoefend. Het gerecht oordeelt dat uit de door [Naam X] onweersproken gestelde feiten en omstandigheden afgeleid dient te worden dat [Naam X] zich zodanig heeft gedragen dat de rechtsvoorganger van Alacord daaruit niet anders kon afleiden dan dat [Naam X] pretendeerde eigenaar te zijn. Daarbij acht het gerecht doorslaggevend dat deze rechtsvoorganger zelf in opdracht van [Naam X] de fundering en de eerste rijen van de betonnen muur op de erfgrens conform het Delimitatie-Document nummer 14 d.d. 27 mei 2002 heeft gebouwd. Een bezitter is te goeder trouw wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich redelijkerwijze ook als zodanig mocht beschouwen (artikel 3:118 lid 1 BW). Goede trouw wordt vermoed aanwezig te zijn; het ontbreken van goede trouw moet worden bewezen (artikel 3:118 lid 3 BW). Gesteld noch gebleken is dat [Naam X] het gebrek dat kleefde aan de levering d.d. 23 oktober 2002, namelijk de onbevoegdheid van [Naam Y] m.b.t. het stukje driehoekige perceel, kende of behoorde te kennen. De goede trouw van [Naam X] is naar het oordeel van het gerecht dan ook in voldoende mate komen vast te staan. Daaruit concludeert het gerecht dat [Naam X] door verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van het stukje driehoekige perceel en de vordering van Alacord afgewezen dient te worden.
3.7
Uit het voorgaande vloeit voort dat de door [Naam X] in reconventie gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is in na te noemen zin. Voor toewijzing van het door [Naam X] in reconventie onder b gevorderde (de handtekening of medewerking van Alacord te vervangen met dit vonnis, althans [Naam X] toestemming te verlenen om de verkrijgende verjaring in de openbare registers op te nemen) is daarnaast echter geen aanleiding, nu ingevolge artikel 3:17 lid 1 het vonnis wat betreft de toegewezen verklaring voor recht en de verjaring zelf in de openbare registers kunnen worden ingeschreven.
3.8
Alacord zal als de in het ongelijk gestelde partij in conventie in de proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van [Naam X] worden begroot op Afl. 3.750,- (3 punten bij tarief 5) aan gemachtigdensalaris.
3.9
Alacord zal tevens als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van [Naam X] worden begroot op Afl. 1.250,- (2 punten bij tarief 5 / 2) aan gemachtigdensalaris.
In de vrijwaringszaak
3.1
Aangezien de vordering in de hoofdzaak zijdens Alacord wordt afgewezen en [Naam X] geen op [Naam Y] en/of het Land verhaalbare schade lijdt, zal de vordering van [Naam X] in de vrijwaringszaak afgewezen worden.
3.11 [
Naam X] zal als de in (het incident tot oproeping in) vrijwaring in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het vrijwaringsincident en de vrijwaring worden veroordeeld, welke kosten aan de zijde van [Naam Y] en het Land worden begroot op nihil.

4.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
in de hoofdzaak:
in conventie
4.1
wijst de vordering af;
4.2
veroordeelt Alacord in de kosten van het geding, aan de zijde van [Naam X] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 3.750,- aan salaris voor de gemachtigde;
In reconventie
4.3
verklaart voor recht dat [Naam X] middels verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van het driehoekige deelperceel dat zowel deel uitmaakt van het perceel zoals omschreven in het Delimitatie-Document no. 14 d.d. 27 mei 2002 (zoals gehecht aan de akte van levering d.d. 23 oktober 2003 tussen [Naam Y] en [Naam X]) als van het perceel zoals omschreven in het meetdocument met nr. WLA/076 d.d. 20 augustus 2002 (zoals gehecht aan de akte van levering d.d. 11 augustus 2014 tussen [Naam Z] en Alacord);
4.4
veroordeelt Alacord, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding, aan de zijde van [Naam X] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 1.250,- aan salaris voor de gemachtigde;
4.5
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de vrijwaringszaak:
4.6
wijst de vordering af;
4.7
veroordeelt [Naam X] in de kosten van het geding, aan de zijde van [Naam Y] en het Land gevallen en tot op heden begroot op nihil;
in het incident tot oproeping in vrijwaring
4.8
veroordeelt [Naam X] in de kosten van het incident, aan de zijde van [Naam Y] en het Land gevallen en tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Schoemaker, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 augustus 2017 in aanwezigheid van de griffier.