ECLI:NL:OGEAA:2017:67

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
B.B. nr. 1844 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke procedure over overeengekomen rente tussen maatschap en gedaagde

In deze civielrechtelijke zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de maatschap HBN LAW (hierna: HBN) betaling van een bedrag van Afl. 4.429,24 van de gedaagde, hierna aangeduid als Gedaage. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst waarin een rente van 1% per maand was overeengekomen, gerekend vanaf 1 juli 2015. De procedure begon met een tussenvonnis op 12 oktober 2016, waarna een comparitie van partijen op 11 november 2016 volgde. Tijdens deze zitting bleek dat Gedaage een door HBN toegezonden productie niet had ontvangen, wat leidde tot een beperking van de bewijsvoering aan de zijde van Gedaage.

HBN werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. C.R.O. Richardson, terwijl Gedaage in persoon verscheen. HBN stelde dat er een duidelijke overeenkomst was over de rente, die ook op de facturen was vermeld. Gedaage voerde verweer, maar kon de stellingen van HBN niet voldoende betwisten. Het Gerecht oordeelde dat Gedaage de overeengekomen rente verschuldigd was, aangezien HBN onbetwist had gesteld dat de rente op de facturen was vermeld en dat Gedaage eerder rente had betaald.

In de uitspraak van 1 februari 2017 werd Gedaage veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de overeengekomen rente, en werd Gedaage ook veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. Deze uitspraak bevestigt de rechtsgeldigheid van de overeengekomen rente en de verplichtingen van de gedaagde in het kader van de overeenkomst.

Uitspraak

Vonnis van 1 februari 2017
Behorend bij B.B. nr. 1844 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de maatschap
HBN LAW,
gevestigd in Aruba,
EISERES,
hierna ook te noemen: HBN,
gemachtigde: de advocaat mr. C.R.O. Richardson,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: Gedaage,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 12 oktober 2016 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De ingevolge dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 11 november 2016. HBN is toen ter zitting verschenen bij mr. M. Bemer, die occupeerde voor haar gemachtigde. Gedaage is in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Ter zitting is gebleken dat Gedaage de nadere door HBN toegezonden productie niet heeft ontvangen. Die productie, tegen de overlegging waarvan Gedaage bezwaar heeft ingesteld, blijft daarom buiten beschouwing.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
HBN vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
-Gedaage beveelt om aan HBN in hoofdsom te betalen Afl. 4.429,24, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1% maandelijks gerekend vanaf 1 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met
Afl. 664,39 aan vergoeding voor incassokosten;
-in de proceskosten.
2.1
Gedaage voert verweer.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen. De na het wijzen van dat vonnis op 4 november 2016 door Gedaage ter griffie ingediende doch eerst bij het schrijven van dit vonnis door het Gerecht in het dossier aangetroffen akte maakt dat niet anders, omdat het op de weg had gelegen van Gedaage om haar daarin neergelegde stellingen - wat van de inhoud daarvan ook zij - tijdig op te werpen bij gelegenheid van antwoord. Zie in dit verband het bepaalde in artikel 18c Rv.
3.2
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.7 van het tussenvonnis wordt overwogen dat HBN ter zitting niet of onvoldoende bestreden heeft gesteld dat de partijen zijn overeengekomen dat Gedaage een rente van maandelijks 1% verschuldigd is aan HBN gerekend vanaf de dag na die van de uiterlijke betaaldatum van iedere aan Gedaage uitgebrachte factuur. In dat verband heeft HBN verder onbestreden gesteld dat op iedere aan Gedaage uitgebrachte factuur voormelde afspraak staat vermeld, en dat Gedaage meermalen rente heeft betaald aan HBN over door te laat aan HBN betaalde facturen. In dat verband volgt het Gerecht HBN in haar subsidiaire stelling dat zij in elk geval er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat partijen betaling van bedoelde rente waren overeengekomen.
3.3
Vorenstaande brengt onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis mee dat Gedaage zal worden veroordeeld tot betaling aan HBN van het door haar in hoofdsom gevorderde bedrag, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1% maandelijks gerekend vanaf 1 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening. Hierbij wordt nog overwogen dat Gedaage die door HBN gevorderde ingangsdatum van die rente niet heeft bestreden.
3.4
Gedaage zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van HBN, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten en Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 2, ad Afl. 250,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-beveelt Gedaage om aan HBN te betalen Afl. 4.429,24, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1% maandelijks gerekend vanaf 1 juli 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt Gedaage in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van HBN, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 100,-- aan verschotten en Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.