ECLI:NL:OGEAA:2017:65

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
A.R. no. 2195 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over verduistering en schadevergoeding uit onrechtmatige daad

In deze civiele procedure, aangespannen door de naamloze vennootschap Romar Trading Company N.V. tegen een gedaagde wonende in Aruba, staat de verduistering van goederen centraal. De zaak betreft een geschil over goederen die door de gedaagde op 17 april 2015 zijn ontvangen maar niet zijn afgeleverd bij de klant Unicasa. Romar stelt dat de gedaagde zich deze goederen heeft toegeëigend, wat door de gedaagde gemotiveerd is bestreden. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba heeft in zijn vonnis van 1 februari 2017 geoordeeld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn verweer te onderbouwen. Hierdoor staat vast dat de gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, wat heeft geleid tot een schadevergoeding van Afl. 7.235,56 die Romar heeft geleden.

Het Gerecht heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan Romar, inclusief de wettelijke rente. Daarnaast heeft het Gerecht Romar in de gelegenheid gesteld om getuigen te horen om haar vordering verder te onderbouwen, met betrekking tot andere bedragen die de gedaagde zou hebben verduisterd. De zaak is verwezen naar een zitting waar maximaal drie getuigen kunnen worden gehoord. Het Gerecht heeft verder bepaald dat Romar uiterlijk drie dagen voor de zitting de personalia van de getuigen moet indienen. De verdere beslissing in de zaak is aangehouden in afwachting van de bewijslevering en de conclusies van beide partijen.

Uitspraak

Vonnis van 1 februari 2017
Behorend bij A.R. no. 2195 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ROMAR TRADING COMPANY N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Romar,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 7 september 2016 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-de op 5 oktober 2016 door Romar genomen akte;
-de op 2 november 2016 door Gedaagde genomen contra-akte.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen, behoudens wat betreft de in rechtsoverweging 3.2 neergelegde overweging dat Gedaagde de stelling van Romar, dat hij zich aan Unicasa te leveren goederen heeft toegeëigend, gemotiveerd heeft bestreden. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
2.2
Naar het (nadere) oordeel van het Gerecht heeft Gedaagde het door Romar gestelde en (al dan niet impliciet) nader gestelde ter zake van verduistering van wel door Gedaagde op 17 april 2015 ontvangen maar niet bij klant Unicasa afgeleverde goederen niet of onvoldoende gemotiveerd (nader) bestreden. Vast komt daarom te staan dat Gedaagde zich schuldig heeft gemaakt aan die verduistering, en dat Romar dientengevolge Afl. 7.235,56 schade heeft geleden (zijnde de door Romar onbetwist gestelde of opgegeven waarde van die goederen). Gedaagde zal in elk geval bij nog te wijzen eindvonnis worden veroordeeld om dat bedrag te betalen aan Romar ten titel van schadevergoeding uit onrechtmatige daad. De ook over dat bedrag gevorderde wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan zullen alsdan, als zijnde onbestreden, eveneens worden toegewezen.
2.3
Gedaagde heeft de stelling van Romar, dat hij de in de akte van Romar neergelegde tabel onder B tot en met J en de daaronder aansluitende regel (met betrekking tot Mooi Mooi) vermelde bedragen heeft verduisterd, wel gemotiveerd bestreden. Die stelling staat daarom niet vast. Nu zij dat heeft aangeboden, zal Romar in de gelegenheid worden gesteld om door middel van het doen horen van getuigen te bewijzen
dat Gedaagde die onder B tot en met J en de daaronder aansluitende regel (met betrekking tot Mooi Mooi) vermelde bedragen niet heeft afgedragen aan de bij die onderscheidenlijke bedragen telkens in bedoelde tabel onder kolom 7 (met als kopje: “inlevering cash bij”) vermelde persoon. De zaak zal daartoe worden verwezen naar de in het dictum vermelde terechtzitting. Romar dient uiterlijk drie dagen voor die zitting de door haar voor te brengen getuigen kenbaar te maken aan het Gerecht en aan Gedaagde.
2.4
Ter zake van het in de laatste regel van de tabel vermelde bedrag ad Afl. 2.060,85 stelt Romar dat zij met Gedaagde een betalingsregeling heeft getroffen. Gesteld noch gebleken is dat Gedaagde die regeling niet of niet naar behoren nakomt of is nagekomen. In het licht daarvan ziet het Gerecht geen rechtens te respecteren belang aan de zijde van Romar bij toewijzing van dit onderdeel van haar vordering. Dat onderdeel zal daarom worden afgewezen bij nog te wijzen eindvonnis.
2.5
In afwachting van bewijslevering en de vervolgens door partijen te nemen conclusies na bewijslevering (eerst Romar, daarna Gedaagde) zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt Romar in de gelegenheid om door middel van doen horen van getuigen te bewijzen hetgeen zij ingevolge (het onderstreepte deel van) rechtsoverweging 2.3 dient te bewijzen, en verwijst de zaak daartoe naar de zitting van
donderdag 9 maart 2017 om 9:00 uur(tijdens welke zitting maximaal drie getuigen kunnen worden gehoord);
-bepaalt dat Romar uiterlijk drie dagen voor die zitting de personalia van de door haar voor te brengen getuige(n) schriftelijk kenbaar dient te maken aan het Gerecht en aan Gedaagde;
-houdt in afwachting van bewijslevering en de vervolgens door partijen te nemen conclusies na bewijslevering iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.